VERWETEN VOOR TOVENAAR
Londerzeel, 1637-07-28

Tijdens een buitengewone zitting van de vierschaar wordt op 28 juli 1637 de klacht behandeld van Geerard Vanden Bossche die Hendrik De Meijer voor de rechtbank had gedaagd omdat deze hem verweten had voor tovenaar. .

Dat was een ernstige beschuldiging en ingeval het verwijt niet gestaafd werd met bewijzen, zou De Meijer volgens de geldende rechtsregels streng gestraft worden. Het is nog niet zo vreselijk lang geleden dat het geloof in heksen en tovenaars vrij algemeen was en er bloedige vervolgingen ingesteld werden tegen personen die van tovenarij verdacht of beschuldigd werden. Hendrik De Meijer had dus Geerard Vanden Bossche op een bepaald ogenblik van toverij beschuldigd wat deze laatste heftig betwistte en prompt De Meijer voor de vierschaar daagde. .

De Meijer had berouw gekregen over zijn valse aantijging en zijn verdediging komt hierop neer dat hij in gezelschap stevig aan het drinken was gegaan en daardoor zijn tong niet meer de baas was. Het kan dan wel gebeurd zijn, zo verklaart hij, dat hij enige woorden heeft gehad met de knecht van Geerard Vanden Bossche, maar hij weet dat niet zeker meer omdat hij is “ ... onwetende door den dranck daermede hij doen ter tijt geheel was bevangen ...”..

Hij wil dit desnoods onder eed bevestigen en in geval er toch geloofwaardige personen zouden gevonden worden die hem de beschuldiging van tovenarij hadden horen uitspreken, “... vercleert in dijen gevalle hem van herten leet te wesen, gelijck hij op Vanden Bossche oijck nijet en weet te seggen dan deucht ende eere ...” .

De kronieken vermelden de verdere afhandeling niet van deze zaak die destijds ongetwijfeld de gemoederen in het dorp fel beroerd heeft.

Bron: (Algemeen Rijksarchief Brussel - Schepengriffie nr. 5120)
De Kroniek van Londerzeel - Marcel Slachmuylders - Geschied- en Heemkundige Kring van Londerzeel v.z.w. - D/1998/8302/1