ENKELE VERWIJZINGEN NAAR DE BURCHT VAN LONDERZEEL
Londerzeel, 1638-01-30

Op 30 januari van het jaar 1638 werd bij notariële akte een overeenkomst opgemaakt waardoor een einde kwam aan een geschil tussen jonker Maximiliaan De Mol, drossaard van het land en de baronie van Grimbergen en Hendrik Ericx, griffier van Londerzeel. De betwisting tussen beiden die al lang aansleepte had betrekking op de visrechten voor de vijvers van de Burcht en ook op de fruitbomen die op het domein stonden. .

De twistende partijen zijn samengekomen om een minnelijke regeling te treffen. Zij hebben het volgend akkoord bereikt en door een notaris laten vastleggen : .

Hendrik Ericx zal jaarlijks voor de visserij en de boomgaard aan jonker De Mol 29 Rijnsgulden betalen. Daarnaast zal hij ieder jaar twee snoeken schenken “ter discretie voor cortoisie”. De overeenkomst is geldig voor 6 jaar, maar kan door elk der partijen na drie jaar opgezegd worden, mits het 6 weken vooraf kenbaar te maken. De betaling moet steeds op 15 maart gebeuren en voor het eert op 15 maart 1639. Vanaf heden zal hij het genot van de vijvers en van de boomgaard genieten. Beide partijen geven volmacht aan twee advocaten om hun akkoord voor de Raad van Brabant te brengen en te laten bekrachtigen. .

Na de dood van Hendrik Ericx heeft zijn weduwe op 21 april 1648 voor de hoofdbank van Grimbergen de voortzetting van deze overeenkomst bevestigd. .

Het probleem van sommige rechten verbonden aan het domein de Burcht dat aldus vreedzaam opgelost was, bestond echter van veel vroeger. Uit de rekeningen van Engelbert Van Oijenbrugge voor het jaar 1559 komt inderdaad ook de pacht van de vijvers en de grachten van de Burcht ter sprake. Zij zijn met ingang van 25 december 1558 voor de duur van 6 jaar verpacht aan Philips Rene Van Oijenbrugge en dit voor 34 stuivers per jaar :
“... Item [ontvangen] van Philips Rene van Oijenbrugge die in hueringen genomen heeft den vijver ende gracht vande borcht tot Londersele eenen termijn van VI jaeren, beginnende kersmisse LVIII”.
Deze rekening loopt door tot 1564, als laatste van de termijn van 6 jaar. .

Een andere rekening van Philips Rene Van Oijenbrugge gaat over de jaren 1578 - 1579 en betreft eveneens de borchtgracht metten vijvers tot Londersele die aan hem verhuurd is “bij continuatie” voor 12 jaar, te beginnen vanaf 1564 en dit voor de som van 12 stuivers per jaar. .

In de rekeningen van Engelbert Van Oijenbrugge over de periode 1559 -1584 komt een uitgave voor van 5 gulden die betaald werden aan timmerman Christoffel Vanden Veken voor vier dagen werk aan de achterste poort en aan de brug van de Burcht die moesten hersteld worden. Om de brug te kunnen in orde maken moest bovendien over een lengte van 6 roeden de burchtgracht uitgediept en opnieuw geschoeid worden. Samen met de levering van het hout dat nodig was voor de poort, het geleverd ijzerwerk en nagelen, komt het totaal van de reparatie op 8 gulden : “... vuijtschieten [van] eenen gracht die nootelijck was tot conservatie ende bevrijenisse van sheeren goeden VI roeden lanck [en het zagen van het hout] om daermede te maecken de poorte vander brugge ...”

Bron: (Algemeen Rijksarchief Brussel - Schepengriffie nrs. 3753, 5176)
De Kroniek van Londerzeel - Marcel Slachmuylders - Geschied- en Heemkundige Kring van Londerzeel v.z.w. - D/1998/8302/1