ELOOI ADDIERS EN ZIJN VROUW ZWAAR BELEDIGD
Londerzeel, 1640-07-01

Op een dag in de maand juli van het jaar 1640 bevond Elooi Addiers zich met ander gezelschap ten huize van Jan Rommens, brouwer en tapper, waar ook “ten gelaege” zat te drinken de genaamde Joos Van Buggenhout.

Zonder enige aanleiding begon Van Buggenhout verwijtingen te uiten tegen Elooi Addiers en zijn vrouw :

“... Te weten met dese woorden [...] int aenhoren van diversche persoonen, ghij sijt eenen dieff ende U huijsvrouwe een hoer, daerbij vuegende ick en wil geen tooveresse in mijnen bijvanck [huis of erf] meer hebben.

Allen dwelck sijn seer enorme ende niet verdraechelijcke woorden [...] soe is hij aenleggere [Addiers] genootsaeckt geweest inne te gaen den wech van rechte”.


De door hem gevorderde straf is navenant :

“... Ende voor amende honorable dat hij schuldich is bervoets ende bloots hooft tusschen twee officieren deser banck te compareren in volle vierschaere met eenen brandende keersse van een pont was inde hant hebbende, vallende op beijde sijn knien ende aldaer Godt, de justitie ende den aenleggere met sijne huijsvrouwe vergiffenissen te bidden, met vercleiren hem leet te wesen dat hij den aenleggere ende sijne huijsvrouwe soe leelijcken heeft geinjurieert ende dat hij vanden aenleggere noch sijne huijsvrouwe niet en weet te seggen dan deucht ende eere, verleenende hem daervan acte.

Ende voer amende proffitable dat hij sal uijt reijcken de somme van 40 Rinsgulden, deen helft tot proffijt vande kercke alhier ende dander helft ten behoeve vande gemeijne huijsarmen van Londerzele”.


Omstreeks die tijd komt er een Jan Rommens voor in talrijke handschriften die de functie van erflaat van Asscheraijen bekleedt, die schepen is en ook leenman van de Prins van Oranje en van het Laathof Ter Mannen. In 1666 heeft hij onder meer in gebruik een hofstede met grachten erom heen. De beschrijving hiervan wijst op het goed dat later bekend stond als de “Hendolf”, in die periode “Cluijshof” en “Saefvoethof” geheten. Het is echter niet met zekerheid geweten of de eerschennis waarvan hier sprake te zijnen huize gebeurd is.

Bron: (Algemeen Rijksarchief Brussel - Schepengriffie nr. 5177)
De Kroniek van Londerzeel - Marcel Slachmuylders - Geschied- en Heemkundige Kring van Londerzeel v.z.w. - D/1998/8302/1