Op 13 november 1646 diende Peeter De Bleser een niet alledaagse eis tot
schadevergoeding in. De gedaagde in deze zaak is Adriaan Reijnckens. De echtgenote van
deze laatste had een drietal jaren geleden een eerste huwelijk aangegaan met wijlen Peeter
De Bleser, zoon van Lodewijk. Wijlen Peeter De Bleser was een verwant van zijn
naamgenoot Peeter De Bleser, aanlegger in deze kwestie.
Op het huwelijk van Peeter De Bleser met de latere echtgenote van Adriaan Reijnckens
was de aanlegger met zijn vrouw uitgenodigd.
“... Ende opde selve feeste wesende heeft hij d’aenleggere, neffens ander bruijloft volck,
gheoffert de somme van sesse rinsguldens ...”.
Nu beviel in 1646 de echtgenote van Peeter De Bleser, aanlegger, van een kind. Zij vroeg
Adriaan Reijnckens en zijn vrouw om dooppeter of meter te willen zijn. Zij weigerden
allebei en daarom werden zij prompt voor de vierschaar gedaagd.
De aanklacht luidt aldus :
“... Nu ist soo dat d’aenleggere van sijne huijsvrouwe heeft becomen seker jonck kint, ende om dwelck te heffen over de vunte, heeft d’aenleggere den gedaegde oft wel sijne huijsvrouwe doen roepen als peter of meter, die nijet en sijn gecompareert maer wel thuijs gebleven. Oorsaecke dat d’aenleggere is genootsaeckt geworden hem ghedaegde te doen daegen ende tegens hem te nemen dese naervolgende conclusie.
Concluderende, soo contendeert die voorschreven aenleggere, ten eijnde de ghedaegde bij U Eerweerden vonnisse sal worden geduempt ende gecondempneert den voorschreven aenleggerete restitueren de voorschreven sesse rinsguldens, bijden aenleggere opde voorschreven feeste in gelde geoffert ...”.
Bron: (Algemeen Rijksarchief Brussel - Schepengriffie nr. 5196)
De Kroniek van Londerzeel - Marcel Slachmuylders - Geschied- en Heemkundige Kring van Londerzeel v.z.w. - D/1998/8302/1