VONNIS TE LONDERZEEL IN HET JAAR 1450
Londerzeel, 1450-00-00

Gillis Dhertoge, priester, had met instemming van de bevoegde overheid een leen nagelaten aan zijn bastaardzoon, geboren tijdens zijn priesterlijke staat. Lieven Dhertoge, de zoon van priester Gillis, bleef tot zijn dood in het bezit van dit leen. Vervolgens deed diens zoon de nodige stappen voor het verhef van het leen dat hem door zijn vader nagelaten was. Maar ook Jacob Dhertoge een andere mannelijke naaste erfgenaam van wijlen priester Gillis, deed verhef van hetzelfde leen. Beide pretendenten maakten hun aanspraak aanhanging bij het Laathof van Ursene.

Het Hof velde een vonnis in het voordeel van Jacob en verklaarde de aanspraak van de zoon van wijlen Lieven ongeldig, "... welcke sententie gewesen was in thoff te Nusene tot Londersele, gehouden te leene vanden huijse ende hove van Denremonde, twelck geschied [is] anno duijsent vierhondert vijftich".

Dit vonnis werd als een goed voorbeeld beschouwd voor de vaststelling van de leenrechten in Vlaanderen. Men heeft de tekst opgenomen in een handleiding die gedrukt en verspreid werd ten behoeve van de rechtsgeleerden. Bovenaan het blad met het voorbeeld van de onmogelijkheid voor bastaarden om te erven staat geschreven: Copie uijt sekere gedruct boecxken innehoudende de leen rechten van Vlaenderen. Folio 59.

Onderaan hetzelfde blad heeft de griffier van Hingene de gelijkvormigheid bevestigd : "Gecolationeert yegens doriginele ende daermede bevonden accorderende. Mij toirconden als greffier van Hingene. D. Andries, 1613". Akte van Vonnis

Bron: (Algemeen Rijksarchief Brussel - Schepengriffie nr. 9242)
De kroniek van Londerzeel - Marcel Slachmuylders - Geschied- en Heemkundige Kring van Londerzeel v.z.w. - D/1998/8302/1