OVERZICHT VAN OPEENVOLGENDE OVERDRACHTEN VAN EEN LEEN
Londerzeel, 1672-03-19

De Prins van Oranje bezat als leenheer onder andere in Londerzeel een “vol leen” van 36 dagwanden.

Een vol leen (ook : volle leen) is een heerlijk goed waarover het vereist aantal leenmannen “bedrijf” (rechtsmacht, jurisdictie) hebben, dat de vereiste waarde heeft waarvoor bij de overgang van de ene leenman op een andere een vol heergewade betaald wordt.

Alle leenen bedrijf (iudicium, iuris dictio) hebbende, oft jaerlijcx weerdich sijnde twintich guldenen oft daerboven, worden gehouden voor een volle leen [...] Twalff boender goets oft meer is een vol leen, ende een hoff van vier laten oft van meer is een vol leen.

Voor zulke lenen moesten de leenmannen jaarlijks de “volle schoof” aan hun leenheer betalen. Schoofland is grond die oorspronkelijk tegen een deel van de opbrengst, vastgesteld in schoven, als leenroerig goed uitgegeven werd. Later heeft men de schoven omgezet in geldcijns. Men kende de tiende schoof (vandaar de “Tiendeschuur”), de vijfde, de vierde en nog andere waarden.

De overdracht of overgang van de lenen werden in het Leenboek opgetekend : “Extract vuijtten Registere vande Leenen competerende sijne hoogheijt den Prince van Orange, alswaer onder andere onder de capittel van Londerzeele Int Boeck Villijn, Folio 7, staet als volght ... [19 maart 1672].

Het “Boek Villijn” is een verwijzing naar het “Huis van Dendermonde”, Vilain, van de graven van Vlaanderen, waarvan de Prinsen van Oranje in de eerste helft van de 16de eeuw een aanzienlijke hoeveelheid leengoederen in Londerzeel gekocht hadden.

Daneel Marien hout in eenen vollen Leen, daertoe behoort sessendertich dachwanden Lants vollen schoof [die] drij diversche persoonen van hem te schoove houdende sijn, ende noch drije stucken Lants opt Broeckvelt commende metten eenen eijnde aende Roost, ende tot desen Leene behoort noch een ceurhoeve, ende cheijns van XII deniers Tournois, ses veertelkens evene [haver], II brooden, III deniers paijements, XXXII deniers Lovens, XXVIII stuijvers paijements, vijff Parisische [stuijvers] ende vier hinnen [kippen] tsjaers.

In het leenboek staat Daneel Marien opgeschreven als de eerst bekende leenhouder. Na zijn dood ging het op 17 maart 1545 over naar zijn dochter Maria met haar “bezetman” Jan Goossens.

Een bezetman, bedienlijk man of dienende man, is een manspersoon die voor minderjarige kinderen, vrouwen, kerken of kloosters leengoederen ontvangen en voor hen de eed afleggen als leenman. Eigenlijk een voogd, aangesteld om hulde en manschap te doen voor vrouwen, minderjarigen, onbekwamen en geestelijke genootschappen.

Hieraff als besethman Van Raes, bij der doot Jans Goossens. Actum XXI Januarij XLIX [1549] stijlo Brabantiae.

Op 22 april 1586 ging door het overlijden van Maria Marien het leengoed over naar Jan Marien. Zijn dochter Petronella Marien bekomt dit leen na de dood van haar vader en op 28 januari 1614 wordt als haar bezetman Peeter Calewaerts in het leenboek ingeschreven.

De volgende notitie in het leenboek voor hetzelfde leen is van 19 december 1643. Op die dag wordt Nicolaas Huijgels genoteerd als sterfman. Na het overlijden van Nicolaas Huijgels gaat het leen op 19 maart 1672 over naar Huijbrecht Calewaerts, zoon van Peeter en dit in onverdeeldheid met zijn medeërfgenamen :

“... Huijbrecht Calewaert soone Peeters heeft mits de doot Nicolaes Huijgels, pro indiviso, verheven het voorschreven Leen, blijvende daer van Sterffman, ende heeft gedaen den behoorlijcken Eet als Besethman in handen Jonker Maximiliaen De Mol, stadthoudere, present me Greffier Jacques Vanden Bergh ende meer andere als Leenmannen desen XIX meert 1672”.

Bron: (Algemeen Rijksarchief Brussel - Schepengriffie nr. 3758)
De Kroniek van Londerzeel - Marcel Slachmuylders - Geschied- en Heemkundige Kring van Londerzeel v.z.w. - D/1998/8302/1