HET LEENHOF VAN PITSENBORCH
Londerzeel, 1680-09-13

De Landskommanderij Pitsenborg van Mechelen had onder Londerzeel verschillende leengoederen in eigendom. De Kommanderij was een geestelijke orde van adellijke personen die afhingen van de Duitse Orde van Teutoonse Ridders.

Voor het beheer van haar have was ooit in Londerzeel het Leenhof van Pitsenborg opgericht met meier en laten. Zij waren bevoegd voor alle geschillen die verband hielden met deze goederen en waren tevens de houders van het leenboek.

Op 13 september 1680 legden de leenhouders allen een nieuwe verklaring af over de goederen die zij van de Kommanderij te leen hielden en op 29 december 1682 werd aan de hand van deze verklaringen een nieuw leenboek opgemaakt.

In dit leenboek “... competerende sijne hoochweerdige genade den heere Commandeur van Pitsenborgh binnen Mechelen vander Duijtschen Ordenen waer van hier naer volgen de leenhauwers vuijt des voorschreven huijs ...” staat onder meer de abdij van Affligem opgetekend als leenman.

Reeds op 29 januari 1617 wordt zij als leenhouder van Pitsenborg vermeld :

Dat convent van Afflighem hout te leene voor een volle leen eenen eerelijcken cheijns ende vijffschooff met den bedrijffve van meijer ende laten, als de voorschreven convent heeft van 28 bunderen landts gelegen binnen [...] Londerseel opt velt geheeten den Pluijmen Nest, welcke 28 bunderen landts voorschreven van weghen des voorschreven convents in ouden tijden voor geleden vuijtgegeven zijn geweest [...] ende dat voorschreve volle leen heeft lest ontfaen als sterffman heer Adriaen Zeus, capellaen des eerweerdichsten ende durchluchtighsten heere ertzbisschop van Mechelen heer Matthias Hovius [als legitiem] prelaet van Afflighem, ende Giellis Van Kessel heeft gedaen den eedt als besetman in handen [van] Meester Geeraert Van Lijn, stadthouder van Pitzenbourg ...

De abdij gaf haar lenen van Pitsenborg uit aan derden en aangezien zij, in tegenstelling tot de gewone leenmannen, steeds in het bezit bleef van leengoederen - de abdij “overleed” niet - werden voor de door haar uitgegeven lenen “sterfmannen” aangesteld.

Een sterfman is een fictief leenman die bij de leenheer de leenverheffing of verhef deed. In deze relatie moest bij diens overlijden de abdij van Affligem het relivium betalen aan de Kommanderij, zodat deze laatste haar inkomsten niet verloor.

In de nieuwe leenverklaring van 13 september 1680 van de abdij van Affligem staat geschreven :

Tconvent des Goidtshuijs van Affligem haudt te leene voor eenen volle leen eenen heerelijcken cheijns ende vijff schooff met den bedrijffve van maijer ende lathen, als dat voorschreven convent heeft van 28 bunderen landts gelegen onder Londersele op tvelt geheeten den Pluijmen Nest, welcke XXVIII bunderen landts voorschreven vanwegen des voorschreven convents in aude tijden voor geleden vuijt gegeven sijn geweest op diversche cheijnsen ende vijff schoven, van welck volle leen lest sterffman is gebleven den Eerweerdige Sieur Celestinus Gijsbrecht, religieus vanden voorschreven convente van Affligem, ende besetman Gillis De Keersmaecker, sone Christoffel, den 13en 7ber 1680.

Er was dus niet alleen een leenhof van Pitsenborg in Londerzeel, maar ook een van Affligem.

Maar ook de kerk van Londerzeel en talrijke particulieren waren leenhouders van Pitsenborg. Enkele voorbeelden :

- vijff dachwanden eeussels, nu landt, gelegen onder Londersele, palende ter eenre het Oijvaerenbroeck. Sterfman : Rombout Caluwaert, zoon van Pauwel.

- een halff bunder landts gelegen onder Londersele ter plaetse genoemt het Hoochvelt. Sterfman : Peeter Van Lindthoudt, zoon van Dierik.

- 1 1/2 dachwant landts ofte weijde te Londersele, ter plaetse genoemt Het Vonderken.
Leenhouder : Frans De Keersmaker, zoon van Jan.

- een dachwant bempts oft meersch te Londersele, ter plaetse genoemt ter Aschereijen.
Leenhouder : Frans De Keersmaecker.

Bron: (Algemeen Rijksarchief Brussel - Schepengriffie nrs. 9087, 9088, 9089)
De Kroniek van Londerzeel - Marcel Slachmuylders - Geschied- en Heemkundige Kring van Londerzeel v.z.w. - D/1998/8302/1