SOO VOL GESOPEN ALS EEN VERSMOORDE BEEST
Londerzeel, 1696-09-11

Op 11 september 1696 werd Jan Van Ingelgem bekeurd en voor de vierschaar gebracht op grond van het feit dat hij

“... op eenen sondagh ten teijde vande hooghmisse is bevonden ten huijse van Steven Vanden Sande, brandewijn schincker [bijgenaamd “den langen duijvel”] [...] alwaer den beschuldigde hem soo vol heeft gesopen als een versmoorde beest, tot groot schandael vande geheele gemeijnte de welcke, commende uijt de kercke ende uijt de hoochmisse, den gedaegde hebben gesien dat hij op sijne beenen niet en conde staen, ende willende naer huijs gaen, van aenden huijse des voorschreven Vanden Sande door het Cattestraetken, inde selve Cattestraete wel ses, acht, thien ende meer reijsen ter aerde heeft gevallen ...”.

De aanklacht vervolgt :

“... ende want sulcx wel expresselijck door sijne Majesteits Placcaerten is verboden [...] ende gelijck hij dusdaenig drinckende ten teijde vanden dienst Godts is bevonden ende door den meijer berispt werd ...”.

De aanmaning van de meier om op te houden met drinken en naar huis te gaan bleek niets gekort en om deze reden wordt een geldboete van twee patacons, zilveren munten, geëist.

Bron: (Algemeen Rijksarchief Brussel - Schepengriffie nr. 5152)
De Kroniek van Londerzeel - Marcel Slachmuylders - Geschied- en Heemkundige Kring van Londerzeel v.z.w. - D/1998/8302/1