BORGBRIEVEN
Londerzeel, 1698-08-26

In onze verarmde en door vele oorlogen geteisterde streek waren talloze mensen aangewezen op onderstand van de Tafel van de Heilige Geest of de Huisarmen. De beperkte financiële mogelijkheden van deze liefdadige instelling in aanmerking genomen, had zij grote moeite om aan voldoende fondsen te geraken om de noodlijdenden te ondersteunen.

Bij het einde van de 17de eeuw was de toestand zo dramatisch geworden dat, wanneer iemand van een dorp naar een ander ging wonen, hij of zij slechts in de nieuwe woonplaats mocht verblijven, mits de armenzorg van het dorp van herkomst een geschreven verklaring opmaakte voor de verzekering van zijn of haar levensonderhoud. Het gold meer bepaald voor de bijstand van de kinderen die uit hun huwelijk zouden voortspruiten. Er werd een bepaald bedrag vooropgesteld, gewoonlijk 150 gulden. Waren beide echtelieden uit hetzelfde dorp, dan werd een borg van 300 gulden gesteld. Zulke verklaring noemde ook een “ontlastbrief”.

Het tegenovergestelde was ook van toepassing. Wanneer een inwoner uit Londerzeel vertrok naar een andere parochie, vroeg hij aan de pastoor en de schepenen een geschreven verbintenis voor het betalen van bijstand mochten de kinderen die hij of zij zouden krijgen in nood verkeren.

In de verzameling Schepengriffie van Londerzeel bevinden zich veelvuldige verklaringen afkomstig van onder meer, Opdorp, Merchtem, Oppuurs, Wolvertem, Liezele, Malderen, Steenhuffel, Meise, Mollem, Ramsdonk, Humbeek, Nieuwenrode, Sint-Amands, Tisselt ... De borgbrieven van Londerzeel zullen in de verzameling documenten van andere gemeenten weergevonden worden.

“Wij pastoor ende schepenen der prochie ende heerelijckheijt van Lisele certificeren bij dese dat Jan Eeskens, getrouwt met Anna Van Overloop, sijn geboren binnen onse voorschreven prochie van eerlijcke ouders ende tegenwoordich woonen binnen de prochie van Londerseel,

ende voor soo vele de selve aldaer sullen verwecken eenige kinderen, soo ist dat wij ingevolge des Conincxs placcaerten ende ordonnantien den Heijligen Geest vant voorschreven Londerseel daer van willen ontlasten voor de somme van drie hondert guldens,

verbindende ende verobligerende daer vooren het innecomen van onsen Heijligen Geest alhier, ende midts dabsentie van onsen Greffier hebben wij pastoor ende schepenen dese geteeckent desen 26en Augustij 1698".

“Alsoo Petronella Van Riet in hauwelijck hebbende Geeraert Van Buggenhoudt, sich heeft geretireert ende woonende is onder de prochie van Londersele, ende dat deselve gehuijsschen gepresseert wirden tot het stellen van onsterffelijcke borge tot ontlastinge ende deschargie vanden huijsarmen van Londersele voorschreven,

soo ist dat wij ondergeteeckent huijsarmmeesters, borgemeester ende schepenen van Malderen voorschreven, willende in alles voor soo vele in ons is onse innegesetenen soulageren ende patroniceren, tot deschargie vanden huijsarmen van Londersele,

hebben verobligeert gelijck wij doen bij desen, de goederen competerende onsen Armen Disse van Malderen omme daer vuijt beneffens de andere arme innegesetenen onser prochie pro rata opgebroght ende gealimenteert te worden de kinderen die sullen commen geprocreert te worden, ter wijlen deselve binnen de voorschreven prochie van Londersele sullen verblijven te woonen, ende dat alleenelijck voor deene hellicht, In oirconden hebben wij dese onderteekent opden sesden maij 1700.

[Getekend : Paesschier Van Nuffel, Jan Saeffoet, Peeter Reijntens“.

Jan De Doncker, zoon van Joos, was geboren in Nieuwenrode, destijds een parochie van Meise. Hij trouwde met Maria Verheijden en het paar ging in Londerzeel wonen. Zoals gebruikelijk werden de verantwoordelijken voor de armenzorg van Meise verzocht om borg te staan voor het levensonderhoud van de kinderen die Jan en Maria zouden kunnen krijgen.

“Alsoo Jan De Doncker, sone Joos, geboortigh van Nieuwenrode jurisdictie der bancke van Meijsse, als getrouwt met Maria Verheijden hunne vaste domicilie sijn gaan houden binnen de prochie van Londerseel, ende dat den heere pastoor meijer ende schepenen aldaer difficultijt maecken ter oorsaecke sij naermaels met desselffs souden worden belast,

Soo ist dat wij heere pastoor, meijer ende schepenen der prochie van Meijsse dat ingevalle van eenighen noodt der voorschreven gehuijsschen te procreeren kinderen, des Godt wilt verhoeden, den Armen der voorschreven prochie van Londerseel voorschreven deene hellicht, te weten voorde somme van een hondert vijfftich guldens eens geloven te ontlasten,

verbindende daer voorens de goederen ende innecommen van onsen voorschreven Armen der prochie van Meijsse, ende des toirconden soo hebben wij dese onderteeckent desen 27en februarij 1712". [Getekend : F. Bourgeois, pastoor tot Meijsse].

Bron: (Algemeen Rijksarchief Brussel - Schepengriffie nr. 5170)
De Kroniek van Londerzeel - Marcel Slachmuylders - Geschied- en Heemkundige Kring van Londerzeel v.z.w. - D/1998/8302/1