MEIER ANTOON ROBBERECHTS VERVOERT PER SCHIP 20.230 GULDEN
Londerzeel, 1701-12-14

Tussen 14 en 22 december 1701 was de meier belast met een hachelijke onderneming. Een ontleding van de door hem opgemaakte onkostenstaat geeft een duidelijk beeld van zijn handelingen. Hij reisde naar Antwerpen waar hij bij heer Ignatius Henricus Van Kerrenbroeck, burggraaf van het land van Grimbergen en zijn echtgenote Anna Catharina T’Santele, een som geld van 20.230 gulden, uitgeteld in muntstukken, in ontvangst moest nemen voor rekening van de gemeente Londerzeel. Dit bedrag vertegenwoordigde een globale lening die aangegaan was tegen een interest van vier ten honderd, en was bestemd om al de openstaande schulden van de gemeente af te lossen.

Aan deze leningovereenkomst waren vele besprekingen en onderhandelingen met de Provinciale Staten van Brabant om de goedkeuring te verkrijgen voorafgegaan. Niet minder dan 100 inwoners van Londerzeel waaronder al de schepenen, de bedezetters en de meest begoede burgers stonden borg voor deze lening.

De omvangrijke som moest bij de burggraaf in ontvangst genomen en vandaar overgebracht worden naar Brussel. Het vervoer gebeurde met een klein vrachtschip een “heu” of “heude” genaamd. De onkostenstaat en het verslag van de meier bevat enkele interessante gegevens :

Vertrokken naar Antwerpen en aldaar ontvangen uit handen van Mijnheer Van Kerrenbroeck een som van 20.230 gulden en met dit geld afgelost de kapitalen en verachterde interesten waar onze parochie mee belast was, zo in Antwerpen, Brussel, Vilvoorde, Asse en op andere plaatsen. Hiervoor heb ik veel geld verteerd en vervoerskosten gehad op de schepen. Ik had talrijke moeilijkheden, zowel ‘s nachts als overdag.

Ik moest veel discussiëren, mij kwaad maken en onkosten doen om deze opdracht af te handelen. Gerekend aan vier gulden per dag heb ik voor 9 dagen tegoed : 36 gulden.

Idem verschoten en betaald aan zakken om het geld in te doen, aan vrachtkosten om het geld te vervoeren en andere kosten en vooreerst betaald voor 10 nieuwe zakken : 1 gulden, 15 stuivers.

Idem betaald aan de arbeiders te Antwerpen om het geld in het schip te dragen : 12 stuivers.

Idem betaald aan de schippersgasten om het geld van in het schip naar de schuit te dragen : 7 stuivers.

Idem betaald aan de “schuitvalken” om het geld van de ene schuit in de andere te laden : 1 gulden, 8 stuivers.

Idem betaald voor schuitvracht van Antwerpen naar Brussel : 12 stuivers.

Idem betaald aan arbeiders om het geld van in de schuit tot in “Het Kijsers Hof” te dragen : 14 stuivers.

Bron: (Algemeen Rijksarchief Brussel - Schepengriffie nr. 5186)
De Kroniek van Londerzeel - Marcel Slachmuylders - Geschied- en Heemkundige Kring van Londerzeel v.z.w. - D/1998/8302/1