DRAMATISCHE SCHIETPARTIJ OP HET DORPSPLEIN
Londerzeel, 1706-07-12

De dag van 12 juli 1706 werd noodlottig voor Joseph Van Assche. Samen met enkele andere personen stond hij omtrent de schandpaal aan de kerk te praten, toen totaal onverwacht Jan De Boeck, herbergier in “De Cleijne Croon”, vanuit zijn keukenvenster met een geweer op hen begon te schieten. Joseph Van Assche werd in het achterhoofd getroffen en is kort daarna aan zijn verwondingen gestorven.

Twee andere personen, Steven Vanden Sande en Andries Mertens liepen eveneens kwetsuren op. Steven Vanden Sande was bakker en herbergier en woonde op de hoek van de Kattestraat in de hofstede “De Catte”. Hij was ook schepen en werd door zijn gebuur uit de “Cleijne Croon” verweten voor “den langen duijvel”.

De geschriften in verband met deze zaak zijn slechts gedeeltelijk bewaard en onvolledig en laten niet toe een compleet inzicht te krijgen over deze dramatische gebeurtenis. De dader Jan De Boeck was afkomstig uit Malderen. Tijdens een nacht in de maand juni hadden onbekenden zijn huis beschoten en men kon slechts gissen naar de reden. Handelde Jan De Boeck uit weerwraak of was hij “over zijn toeren” ? Een ander buurman, de schoenmaker Jan Wauters, verklaarde tijdens het getuigenverhoor : “... dat hij [...] in de maent van Junij lestleden, tsavonts diep inden avont, liggende op sijn bedde, heeft gehoort eenich ramoer ende gedruijs van eenige innewoonderen van Londersele, de welcke hij verstaen heeft tsanderendaeghs, dat sij hadden die beusse gejaeght op den huijse van Jan De Boeck, sone Gillis, sijnen gebuer ...”.

Wellicht moet hier de oorzaak van de schietpartij van Jan De Boeck gezocht worden. De term “de beusse jaeghen” betekent immers een geweer afschieten.

Talrijke andere personen werden later nog ondervraagd zoals Jan Cloostermans, waard in “Den Bonten Os” bij de Bergkapel, beenhouwer Simon Vanden Breede, Jan De Bie de meester-kuiper, Jan De Roover meester-schoenmaker, Andries Vander Veken die brouwersgast was bij Cornelis Mertens in “De Drij Coninghen” en Norbert Vander Veken, waard in “Den Weijman”.

Na de moordaanslag nam de dader de vlucht. Op verzoek van de drossaard vaardigde de schepenbank van Londerzeel een arrestatiebevel uit en gelastte tevens een inventaris van al zijn bezittingen op te maken.

Jan De Boeck werd gevat, of heeft zich misschien vrijwillig aangegeven en werd later aan een scherp verhoor onderworpen. Hij bekende dat hij van uit zijn keukenvenster op een groepje mannen heeft geschoten “... die staende waeren ontrent de griet ofte justitie deser Prochie van Londersele ...”./I> Hij verklaarde dat hij niet wist Joseph Van Assche een dodelijke verwonding toegebracht te hebben. Hij heeft de omstanders gewaarschuwd dat wanneer nogmaals naar zijn huis zou geschoten worden, hij met zes tot zeven geweren terug zou schieten waarvoor hij zegde voldoende munitie te hebben.

Hij gaf ook toe gezegd te hebben dat hij met zijn geweer, van in zijn venster iemand kon raken die in de hoek van het huis van Jan De Roover stond. Hij bekende verder schepen Steven Vanden Sande beledigd en bedreigd te hebben, die hij bovendien “den langhen duijvel” genoemd had.

Tenslotte gaf Jan De Boeck toe dat hij met zijn schietroer op straat gekomen is tot vóór de deur van Steven Vanden Sande en er iedereen heeft uitgedaagd om dichterbij te komen

“... dat hij naerderhant in huijs gegaen sijnde, is affgegaen eenen fusiek scheut, commende uijt de solder venster van sijnen huijse, dat daermede gequest was geworden Steven Vanden Sande door sijnen rechten arm [...] ende noch een ander gat dwers onder sijnen arm, als oock den jonghen met naeme Joseph Van Assche die geschoten was achter in sijn hooft ...”.

Bron: (Algemeen Rijksarchief Brussel - Schepengriffie nr. 5195)
De Kroniek van Londerzeel - Marcel Slachmuylders - Geschied- en Heemkundige Kring van Londerzeel v.z.w. - D/1998/8302/1