HET LAND EN DE BARONIE VAN GRIMBERGEN
Londerzeel, 1709-04-01

Een handschrift van omstreeks 1709 bevat de samenstelling van het Land van Grimbergen. Op de rugzijde van het document is vermeld Staet ende gelegenheijdt des landen ende barronnie van Grimberghen, bestaende in neghen herlicheden, appendentie en dependentie der selve, alwaer thuijs van Nassauwe respective in qualiteijdt als baron alleen wordt gekendt als hier naer volght.

Dit zijn de namen van de dorpen waar de Prins van Oranje-Nassau, baron van Grimbergen, de hoge lagere en middelbare rechtspraak uitoefent : Grimbergen, Beigem, Strombeek, Meise, Sint-Brixius-Rode dat afhankelijk is van Meise maar toch een afzonderlijk dorp, Londerzeel met zijn gehuchten, Eppegem en Elewijt. In al deze dorpen bezit uitsluitend Oranje de feodale heerlijke rechten en hij alleen heeft er alle rechtsmacht.

In Brussegem met de dorpen Ossel en Oppem is de aanstelling van een meier, borgemeester [eigenlijk de beheerder van de gemeentekas], schepenen en de officier of preter uitsluitend aan Oranje voorbehouden.

Voor Grimbergen zelf is een andere regel van kracht : hier wordt de rechtspraak gedeeld met de Prins van Bergen [Glymes]. Oranje en Bergen stellen ieder de helft van de wethouders aan. De borgemeester wordt alternatief door een van beide heren benoemd. Grimbergen fungeert als hoofdbank van de baronie, waarin beide heren vertegenwoordigd zijn door een meier en een officier. In de “Borght” daarentegen oefent alleen het huis van Oranje-Nassau de rechtspraak uit. De burggraaf van Grimbergen wordt er wel vertegenwoordigd door een schepen.

Namens de twee heren worden in de baronie ook twee rentmeesters, de drossaarden en de griffiers benoemd. Zij besturen de dorpen in de naam van beide heren. De vertegenwoordigers van Oranje oefenen hun ambt uit in de negen bovenstaande dorpen, die van de Prins van Bergen in de andere.

Een landsheer heeft de macht tot het verbeurd verklaren van goederen, hij heeft recht op de goederen van bastaarden en op de goederen die verlaten zijn. Aan de heer komt het beste pand toe, verschuldigd bij het overlijden van de leenman van een keurhoeve. Hij verwerft het recht op aangegroeid land, op de verloren gelopen dieren, op keuren en breuken [boeten]. Alleen de heer kan meisseniedelieden [meiseniers] erkennen. Deze zijn vrijgesteld van belastingen in geheel Brabant. De meiseniers kunnen voor hun criminele en andere misdrijven nergens anders terecht staan dan voor de Prins van Oranje-Nassau. Aan dit huis komt uitsluitend de belasting in het Land van Grimbergen op de binnen- en buitenbieren, genaamd “gruijt bier” toe. Het zijn biersoorten , zowel binnen de baronie als erbuiten gebrouwen van verbrijzeld graan en mout waar kruiden aan toegevoegd worden. De Prins van Bergen blijft van deze inkomsten verstoken.

In de baronie heeft het huis van Oranje-Nassau bovendien een afzonderlijk leenhof bestaande uit een stadhouder, de plaatsvervanger van de Prins, een griffier en zeven leenmannen.

In de hoofdbank van Grimbergen zetelt een gemeenschappelijk leenhof waarin beide heren hun officier hebben, die van Oranje heeft echter voorrang op de officier van Bergen: “... maer het huijs van Nassauwe de preferentie”.

Het verhef van de bovengenoemde dorpen die samen de baronie van Grimbergen uitmaken, ieder met zijn cijns- en leenboeken, gebeurt in het Soevereine Leenhof van Brabant. Zij worden beschouwd als “volle lenen”.

Met betrekking tot Londerzeel is er nog een andere bijzondere bepaling van toepassing : er zijn namelijk drie preters of officieren. Hun wedde valt ten laste van het dorp. De rentmeester daarentegen wordt door de landsheer bezoldigd.

In de hoofdbank Grimbergen komt de aanstelling van de schoolmeester en van de koster van de parochiekerk uitsluitend toe aan het huijs van Oranje. De schoolmeester ontvangt van dit huis een jaarlijkse vergoeding van 12 gulden voor het kosteloos onderricht van arme kinderen. De pastoors worden benoemd door de Aartsbisschop van Mechelen, in overleg met de abdij van Grimbergen.

Bron: (Algemeen Rijksarchief Brussel - Schepengriffie nr. 9241)
De Kroniek van Londerzeel - Marcel Slachmuylders - Geschied- en Heemkundige Kring van Londerzeel v.z.w. - D/1998/8302/1