JAN VAN NASSAU
Londerzeel, 1494-01-29

Het bestuur voor de armenzorg van Brussel was door erfenis in het bezit gekomen van een jaarlijkse rente van 50 Rijnsgulden. Alle houders of bezitters van onroerende goederen en lenen, van renten en cijnzen moesten bij het Leenhof van Brabant een verklaring indienen met betrekking tot hun rechten die zij in leen hielden van aartshertog Filips van Brabant. Aldus maakte Johannes Stercke, klerk van de huisarmmeesters van Sinte Goedele in Brussel, op 29 januari 1494 aan het Leenhof van Brabant bekend dat de armenzorg sedert het jaar 1481 leenhouder was geworden van onder meer deze rente van 50 Rijnsgulden. De armenzorg was er in het bezit van gekomen in uitvoering van het testament en de uiterste wilsbeschikking van wijlen heer Hendrik Magnus en zijn echtgenote Margareta Van Osy. De rente was bezet op de landerijen, kastelen en goederen van jonker Jan van Nassau die gelegen waren in Grimbergen, Londerzeel en elders met al de heerlijke rechten eraan verbonden zoals cijnzen, pachtgelden van landen en beemden, de rechten op waterlopen en vijvers, op bossen, weiden, molens, manschappen, laatschappen, keuren, breuken, opkomingen, vervallen en alle ander toebehoren. De rente was door jonker Jan, graaf van Nassau, van Diest en Vianden, heer van Breda, van Grimbergen etcetera, eertijds verkocht aan Hendrik Magnus. De pandschuld, namelijk de goederen van Nassau, bleef echter behouden.

Bron: (Leenhof van Brabant - Verklaringen - 29.01.1494)
De kroniek van Londerzeel - Marcel Slachmuylders - Geschied- en Heemkundige Kring van Londerzeel v.z.w. - D/1998/8302/1