METTEN UIJTGANCK VANDE BRANNENDE KEERSSE
Londerzeel, 1722-11-17

De openbare verkoping of verpachting van een onroerend goed ging steeds gepaard met een aantal merkwaardige gebruiken. De gebeurtenis werd vooraf aangekondigd bij kerkgebod tijdens de erediensten in de kerk. Soms werden ook nog “blilletten” of affiches aangebracht op de kerkdeur.

De kandidaat-kopers konden naar eigen inzicht en vermogen hun bod doen en het zo gewenst verhogen. Gewoonlijk verliep de verkoping over meerdere koopdagen. De persoon die het hoogste bod deed kreeg de “palmslagh”. Hij kon bij zijn bod nog een of meerdere “hogen” stellen, een toemaatje boven zijn aanbod, van bijvoorbeeld drie gulden, waarvan hij na de eindelijke toewijzing een gedeelte mocht behouden. Een ander gedeelte van de “hogen” was bestemd voor de verkoper.

De finale toewijzing gebeurde op het ogenblik dat tijdens de laatste koopdag, een stompje kaars uit doofde.

In 1722 werd met drie zittingen de uitspanning “De Swaen” verkocht die gelegen was in de huidige Kerkstraat van Londerzeel. Eerst werden de verkoopsvoorwaarden voorgelezen waarin bepaald was dat

“... elcke hooghe doen sal drije guldens wisselgelt, de twee derde deelen daer aff ten profijte van de vercooperen ende het resterende derde deel ten profijte vanden hoogere ofte coopere
[...]. Maer so verre den coop blijft aen den ghenen die te voren den palmslagh gecreghen hadde, dijen sal in dijen gevalle den palm slagh ende hooghen door hem daer op gestelt, aen hem selven vinden ...”.
De verkopers waren de erfgenamen van Willem De Wachter en Jakelijne Van Iertbrugghe. Het goed werd op 17 november 1722 toegewezen aan Jan Mertens. Op de eerste koopdag werd 1000 gulden geboden door Philips Verdickt. Veertien dagen later “verdierde” Frans Ericx tot 1050 gulden en op de derde koopdag heeft Jan Mertens 1200 gulden geboden

“... waer voren den selven den palmslagh heeft becomen, ende gestelt de drije ordinarissche hooghen ...”.

De notulen van deze koopdag worden als volgt besloten

“... den selven Jan Mertens heeft noch gestelt vier hooghen. De keersse ontsteken, ende gebannen [opgeroepen] door den meijer naer behooren, is den voorschreven Jan Mertens metten uijtganck vande brannende keersse cooper gebleven voor de voorschreven somme ende hooghen ...”.

Bron: (Algemeen Rijksarchief Brussel - Schepengriffie nr. 5164)
De Kroniek van Londerzeel - Marcel Slachmuylders - Geschied- en Heemkundige Kring van Londerzeel v.z.w. - D/1998/8302/1