GEVECHT TUSSEN TWEE EDELE HEREN IN DE SCHEPENKAMER
Londerzeel, 1725-04-28

Jonker Godfried D’Hertefeld en zijn zwager jonker Jan-Baptist Vander der Vekene, heer van Berent en van Sneppelaar waren op 28 april 1725 ter zitting van de vierschaar gedagvaard om er hun wederzijdse standpunten inzake een financiële aangelegenheid kenbaar te maken.

Tijdens de uiteenzetting van hun argumenten kwam het tot een ernstig meningsverschil tussen hen beiden, dat uitliep op handgemeen.

Het verslag dat de griffier toentertijd hierover opstelde laat niets aan de verbeelding van de lezer over.

“... dat naer eenighe grove verwijten die den eenen tegen den anderen waeren doende, gemengelt met seer enorm vloecken ende sweiren, den voorschreven heere Vander Vekene Godefridus D’Hertefeld heeft geslaegen met zijn bagetteken ofte stock over de schouderen vanden meijer deser bancke, die tselve meijnde te beletten, op sijn hooft ende handt.

Dat dijenvolghens daer door alnoch is opgestaen veel drijgementen, vloecken ende sweiren.

Dat die voorschreven meijer ende schepenen deser bancke joncker Vander Vekene uijtte schepencamer hebben doen gaen.

Dat den selven, uijtte schepene camer sijnde ende de deure gesloten, is gegaen inde keuckene ende corts daernaer wederomme inde camer is gecommen ende Godefridus D’Hertefeld weder heeft beginnen te attacqueren met seer heftighe woorden [...]

Dat D’Hertefeld alsdan in volle colleiren inde voorschreven schepencamer heeft getrocken een sackpistool ende den voorschreven heere Vander Vekene daer mede heeft gedrijght te schieten.

Dat het selve is belet geworden door die voorschreven wethouders. Allen dwelck is geschiet in gebannen vierschaere int ordinaris gerecht ende vergaderinge van de volle weth [...].


Beide heren werden achteraf door de Kamer van de Provinciale Staten zwaar bestraft. De straf van Vander Vekene was lichter dan deze van D’Hertefeld.

Bron: (Algemeen Rijksarchief Brussel - Schepengriffie nr. 5170)
De Kroniek van Londerzeel - Marcel Slachmuylders - Geschied- en Heemkundige Kring van Londerzeel v.z.w. - D/1998/8302/1