EEN “PEESE OFT BRUIJTE” IN HET KAARTSPEL
Londerzeel, 1729-10-13

Wanneer vandaag iemand bij het “pandoeren” de schoppenheer samen met schoppenvrouw in handen heeft, dan heeft hij wat in het kaartspel “de pees” genoemd wordt. De spelregels van het pandoeren zijn zoals ook vele namen en uitdrukkingen die erbij horen van de ene generatie op de andere overgebracht.

Op 13 oktober 1729 greep een diepgaand onderzoek plaats naar de oorzaak en de omstandigheden waaronder Passchier Van Baelen een messteek in zijn rug kreeg. Dichtbij de kapel van het Heilig Bloed in de Meerstraat stond in die tijd de herberg van Peeter Goossens. Op een dag in de maand september 1729 zaten bij hem enkele personen te kaarten. Peeter Mertens, de pachter van het nabijgelegen “Hof ter Locht”, een man uit Breendonk gekend als “Jan de smid” en nog enkele andere personen. Louis Lafontaine en Passchier Van Baelen speelden samen tegen Jan Blommaerts en de smid van Breendonk.

Op zeker ogenblik zegde Lafontaine dat hij bij de vorige deling der kaarten “eene peese ofte bruijte” gekregen had. De smid van Breendonk zei dat dit niet waar was en verweet hem voor leugenaar. De anderen van het gezelschap gaven de smid gelijk, maar Louis Lafontaine wilde niet toegeven dat hij zich vergiste. Er ontstond ruzie met als gevolg dat Lafontaine de smid een slag in het aangezicht gaf. Toen werden zij handgemeen en de andere kaartspelers en herbergklanten stelden alles in het werk om hen van een te scheiden.

Kort daarop verliet de smid de herberg maar toch trok Louis Lafontaine zijn mes om zich verder te verweren. Daarop werd hij door al de anderen uit de herberg gezet. Hij kwam echter langs een andere deur opnieuw binnen en na nog wat geruzie gingen allen naar buiten. Op dat ogenblik gooide iemand een stok naar Lafontaine die daarop handgemeen werd met Passchier Van Baelen.

Plots riep Van Baelen “... hij steeckt mij !”. Men bracht het slachtoffer terug binnen, iemand trok zijn jas uit en getuigde later : “... effectievelijck gesien [te hebben] dat den voorschreven Van Baelen eenen steeck achter in het ruggebeen hadde, waer uijt het bloedt heel sterck was vloijende, als oock eene snee hadde boven de kele, met noch twee steecken die maer door den casack en waeren, sonder gepenetreert te hebben in het lichaem vanden voorschreven Van Baelen ...”.

Hendrik Van Haecken, omtrent 36 jaar oud, was ook in de herberg aanwezig en zijn verklaring maakte duidelijk dat het wel degelijk Lafontaine was geweest die de messteken had toegebracht “... alswanneer hij deponent de keersse heeft opgevat, ende is al achter door den peerdenstal uijtgegaen in het messinckgat, alwaer hij deponent den voorschreven Passchier Van Baelen heeft vinden ligghen op den voorschreven Louis Lafontaine, hebbende den voorschreven Louis Lafontaine in sijne rechte handt een mes, ende in sijne slincke handt de scheede, het gene hij deponent claerelijck seght te hebben gesien, door dijen hij de keersse als brandende in sijne handt hadde ...”.

Bron: (Algemeen Rijksarchief Brussel - Schepengriffie nr. 5183)
De Kroniek van Londerzeel - Marcel Slachmuylders - Geschied- en Heemkundige Kring van Londerzeel v.z.w. - D/1998/8302/1