JONKER JAN-BAPTIST VANDER VEKENE BESCHULDIGD
Londerzeel, 1732-09-30

30 september 1732 was geen goede dag voor de kasteelheer van het Schaliënhuis op Sneppelaar. Op die datum vatte het gerecht van Londerzeel het verhoor aan van een aantal getuigen betreffende een reeks ernstige beschuldigingen ten laste van de jonker. Enkele van de notulen die destijds over het verhoor geschreven zijn bestaan thans nog.

Wat eerst opvalt is dat een aantal personen verklaren dat de beschuldigde een man van eer is, waarop niets valt aan te merken. Anderen beweren van niets te weten, niets gehoord of gezien te hebben. En nog anderen vertellen dat wat zij anderen hebben horen zeggen.

Toch was jonker Vander Vekene eerder door de Krijgsraad van Bergen in Henegouwen ondervraagd over meerdere tegen hem uitgebrachte beschuldigingen, want hij was militair met de rang van kapitein.

Een eerste reeks van de vragen die op 30 september gesteld werden hadden betrekking op een voorval in de herberg “Het Langhuis” op Sneppelaar, niet ver van het kasteel. Op 19 april 1729 waren omstreeks drie uur in de namiddag enkele personen in de taveerne en één van hen was jonker Vander Vekene zelf. Het was op dinsdag na Pasen en in het gezelschap vertoefde een muzikant met zijn viool. Op zeker ogenblik kwam de kapelaan in de herberg en toen hij de kasteelheer zag ging hij tegen hem tekeer “... hoe zijt gij soo stout alhier met speellieden te sitten ?”. Het was namelijk het tijdstip waarop in de kerk een eredienst gehouden werd.

Er ontstond een woordenwisseling waarna Vander Vekene de geestelijke bij zijn mantel greep om hem naar de deur te trekken en buiten te zetten. Daarop zou de kapelaan naar Vander Vekene geslagen hebben zodat zijn hoed “... omtrent drij stappen ver van desselfs hooft afgevloghen is ...”.

De ondervraging over deze feiten vormen echter maar de inleiding tot een waslijst van meer dan twintig andere beschuldigingen, waaronder de volgende :

Vraag 10 : Off hij heer Capiteijn eenen openbaeren hoereerder is ?

Vraag 11 : Off den selven bekent is voor waerachtigen vaeder van twee kinderen die hij aen Catharina De Moor soude hebben verweckt?

Vraag 12 : Off hij heere Capiteijn aen de inwoonders der prochie van Londerseel scandalen gegeven heeft ?

Vraag 13 : Deze kan welgevoeglijk niet herhaald worden en heeft betrekking op Pedofilie

Vraag 14 : Off Pieternel Van Gucht, in dienst van den heere Capiteijn gheweest sijnde, van den selven heeft groot gegaen ende hij heere Capiteijn vaeder is van dat kindt ?

Vraag 22 : Off de voorschreven Pieternelle de broeck ende koussens van den heere Capiteijn heeft uijtgetrocken, sonder dat hij heere Capiteijn sieck was ?

Vraag 23 : Off de selve Pieternelle met den heere Capiteijn veele reijsen van plaisir gedaen heeft ?

Vraag 24 : Off sij hem heere Capiteijn aldus reijsende bij ende met hem in eene ende deselve caemer geslaepen heeft ?

Van al de personen die voor de vierschaar moesten verschijnen kunnen vermeld worden Passchier Van Schel, pachter te Londerzeel en 67 jaar, Baltazar Van Schel ook pachter in Londerzeel en 33 jaar, Philips Van Schel die bij zijn vader Passchier woonde en 24 jaar was, Jan Walschap 22 jaar oud, de 50-jarige Frans Blommaert.

Zij ontkennen allen iets af te weten van de aan jonker Vander Vekene ten laste gelegde feiten. Peeter Vanden Bergh ongeveer 60 jaar oud verklaart dat hij eens gezien heeft dat de kapitein samen met Pieternelle Van Gucht

“... op eene kerre van [uit de richting van] de kercke van Malderen [reden], sonder te weten ofte sij daer inne plaisir hadden ofte niet ...”.

Gillis De Schoeter bevestigt

“... dat hij ditto Petronella Van Gucht tot Brussel heeft gesien met een clijn kint int huijs van ditto heere Cappitijn ende het selve kint aen haere borsten te hebben sien suijgen, sonder nochtans te weten wie daer van den vaeder is ...”.

Op de 23ste vraag antwoordt hij

“... in qualitijt van coutsier, de selve Peeternelle beneffens den heere cappitijn, differente reijsen gevoert te hebben soo naer thoff te Brussel als naer Iperen ...”.

De nog bestaande archieven bevatten geen enkele aanwijzing over de afwikkeling van deze zaak.

Bron: (Algemeen Rijksarchief Brussel - Schepengriffie nr. 5180)
De Kroniek van Londerzeel - Marcel Slachmuylders - Geschied- en Heemkundige Kring van Londerzeel v.z.w. - D/1998/8302/1