Op 13 augustus 1742 gebeurde een smartelijk ongeval ten huize van Frans De
Kersmaecker, schepen te Londerzeel. Niet alleen had hij de dood van zijn anderhalf jaar
oud dochtertje te betreuren, omgekomen door erge brandwonden veroorzaakt door een
kokende vloeistof.
Frans werd hiervoor ook nog vervolgd door hoofddrossaard Joannes Carolus De Greve
van Grimbergen en dat onder navolgende aantijgingen :
“... de voorschreven verbrandtheijdt van welckers pijnen ende smerten het kint is gestorven moet aen den gedaegde geimputeert worden, tsij expresselijck door hun toedoen geschiet te sijn, tsij door hunne straffbaere onachtsaemheidt ...”.
Hierna volgen in de akte van beschuldiging nog enkele moraliserende bedenkingen :
“... het en is niet genoch dat de ouders kinderen ter weirelt brengen, het is hunne plicht
deselve, naementlijck die onbequaem zijn, hun selven te helpen [...] te behoeden voor
diergelijcke ongevallen [...] welckdaenighe feijtelijckheden ofte straffbaere onachtsaemheden
niet en mogen worden getollereert in eene wel gepoliteerde republique, welckers welvaeren
voor een groodt deel bestaet in de multiplicatie der volckeren ...”.
Bron: (Algemeen Rijksarchief Brussel - Schepengriffie nr. 5202)
De Kroniek van Londerzeel - Marcel Slachmuylders - Geschied- en Heemkundige Kring van Londerzeel v.z.w. - D/1998/8302/1