Hoofddrossaard Johan Karel De Greve stelde op 20 november 1745, de dag zelf waarop de
vrouw en de dochter van chirurgijn-barbier Vanden Poel aangerand werden, een eerste
onderzoek in naar de juiste toedracht van de gebeurtenis. De aanslag gebeurde in het
centrum van het dorp rond de kerk.
Elisabeth Vanden Poel was 15 jaar en moest rond 6 uur ‘s avonds voor haar vader een
nieuwe kaars gaan kopen. Het was reeds donker toen zij met haar boodschap over het
kerkhof naar huis terugkeerde. Daar werd zij gezien en achtervolgd door Willem
Timmermans die het beroep van “kamslager” uitoefende, het vervaardigen van kammen of
onderdelen van het weefgetouw.
Op het kerkhof haalde hij het meisje in en begon ze te slaan. Hij rukte haar “coive” of
mantelkap af om zijn slachtoffer met de haren op de grond te trekken. Elisabeth
schreeuwde om hulp waarop haar belager haar losliet, want moeder Vanden Poel had het
gegil van haar dochter gehoord en liep ernaar toe om hulp te bieden. Toen pakte Willem
Timmermans de vrouw aan die echter na enkele ogenblikken al in bezwijming viel.
Door al het lawaai en tekeergaan kwamen verschillende personen uit hun huis gelopen en
onder hen ook Antoon Vanden Poel, de barbier die ook heelmeester was en enige kennis
had van de verzorging van lichamelijke letsels. Hij vond zijn vrouw neerliggen op het
kerkhof en met de hulp van enkele omwonenden droeg hij haar naar huis. Zij werd de
volgende dag onderzocht door de geneesheer Raeijmaekers, licentiaat in de medicijnen.
Deze achtte het geraden haar de laatste sacramenten te laten toedienen omdat hij van
oordeel was dat ze in stervensgevaar verkeerde.
Drie dagen later, op 23 november 1745 zetelde de schepenbank in gebannen vierschaar
waarop naast meier Adriaan Verhavert ook alle schepenen en de griffier Ludovicus Gaspar
Leijniers aanwezig waren. Verschillende getuigen werden ter zitting opgeroepen.
Ludovicus De Boeck, knecht bij molenaar Philips Van Hoijmissen die vooraan in de
Molenstraat woonde, bevestigde de feiten. Hij verklaarde dat hij op de bewuste dag van 20
november rond 6 uur ‘s avonds ten huize was van de heelmeester-barbier “... ter occasie van aldaer geschoren te worden ...”. Hij heeft alles gehoord en gezien en bevestigt de feiten. Een andere getuige was kuiper Peeter Mertens. Hij was op het ogenblik van de aanranding in de buurt en toen hij het kermen van de vrouwen hoorde is hij aanstonds naar het kerkhof gelopen. Samen met Livinus De Boeck heeft hij de vrouw van de barbier naar huis gedragen.
Ook Lucia Van Espen getrouwd met Philippus De Decker, 28 jaar oud en “swanger
gaende” en Gillis Van Roeij legden hunh verklaringen af. Allen bevestigden de feiten zoals
deze door de hoofddrossaard bij zijn onderzoek opgetekend werden.
Bron: (Algemeen Rijksarchief Brussel - Schepengriffie nr. 5184)
De Kroniek van Londerzeel - Marcel Slachmuylders - Geschied- en Heemkundige Kring van Londerzeel v.z.w. - D/1998/8302/1