TRANSPORT VAN D’LANT ENDE HEERLIJCKHEIJDT VAN LONDERZEELE
Londerzeel, 1764-02-24

“Transport van d’Landt ende Heerlijckheijdt Van Londerzeele met allen den toebehoorten soo ende gelijck dat nu is gedemembreert van d’Landt ende Heerelijckheijdt van Grimberghen, ten behoeve van den heere Gaspar Josephus Boot heere van Sombeke.

Maria Theresia bij de gratie Godts Rooms Keijserinne [...] alle de ghene die dese onse tegenwoordige Brieven sullen sien ofte hooren Lesen Saluijt Doen te weten, dat op heden date der selve voor ende ten overstaen van onsen Lieven ende getrouwen Franciscus Josephus van Assche, Raedt van onsen Raede geordonneert in Brabant als Vice-stadthouder van onsen Leenhove van Brabant [...] ende in de presentie van onse mannen van Leen naergenoemt, te weten [...]

Comparerende Joannes De Groot als procureur ter Saecke naerbeschreven onwederroepelijck geconstitueert bij Maximiliana Theresia Dongnijes gravinne van Coupignies, princesse de Berghes, hertoginne van Croij, gravinne ende baronne vanden Lande van Grimberghen &a [...] heeft in dier qualiteijt onsen voorschreven Vice-stadthouder ende mannen van Leen Verthoont ende te kennen gegeven, hoedat die Voernoemde Constituante bij authorisatie als voren, hadde vercocht in de Camer van Uccle binnen dese onse voorschreve stadt aen Gaspar Josephus Boot heere van Sombeke,

Cooper verbleven met uijtganck der brandende Keersse ter denominatie van den notaris Martinus Josephus Hendrics, d’Landt ende heerelijckheijt van Londerzeel met de heerelijckheden hooghe middele ende Leeghe, met de Waeteren, molens, landen, bempden, Straeten, Vroenten [gemeentegrond, onbebouwde grond, gemene weiden], beken, rivieren, vischerijen, manschappen, chijnsen, renten, vervallen [verbeurd verklaarde goederen], Opcominghe [toevallige inkomsten] ende alle andere toebehoorten, als mede het recht van Jacht, van planten, stellen Drossaert, meijer, greffier ...”.


SAMENVATTING

Overdracht aan heer Gaspar Josephus Boot, heer van Sombeke van het land en de heerlijkheid Londerzeel met alles wat erbij hoort, thans gesplitst van het land van Grimbergen.

Joannes De Groot verschijnt voor de Raad van Brabant in hoedanigheid van mandataris van Maximiliana Theresia Dongnijes. De volmachthebber verklaart in de Kamer van Ukkel dat hij - bij het uitdoven van de brandende kaars - aan Gaspar Josephus Boot verkocht heeft en voor wie aanvaard heeft notaris Josephus Hendrics, het land en de heerlijkheid van Londerzeel.

De verkoop omvat alle heerlijke rechten, zowel hoge als middelbare en lage, en ook de vijvers, molens, landerijen, beempden, straten, braakliggende gronden, beken, rivieren, het recht van visvangst, de verplichte bijstand van mannen in krijg en arbeid, cijnzen, renten, het recht op verbeurd verklaarde en toevallige inkomsten, het jachtrecht, het recht om langs de wegen bomen te planten, de bevoegdheid voor aanstelling van drossaard, meier, griffier, schepenen en officieren.

De overdracht omvat ook alle andere voordelen en rechten die aan de heerlijkheid eigen zijn en voortkomen van het huis Oranje-Nassau, als zijnde voorheen een leengoed dat deel uitmaakte van het land van Grimbergen.

Koper Gaspar Josephus Boot heeft het goed aanvaard tot zijn eigen nut en hij heeft de koopsom betaald met de opbrengst van afgeloste kapitalen en gedeeltelijk met geleend geld. De verkochte goederen dienen voor wederbelegging. De koper heeft bepaald dat na zijn dood de goederen in eigendom zullen toekomen aan zijn kinderen, ieder voor een gelijk deel. Zijn echtgenote, Maria Theresia Vander Gote, zal dan het vruchtgebruik verkrijgen.

Dit alles is geschied in overeenstemming met de bepalingen in de vermelde akte van volmacht, geratificeerd in de griffie van het Leenhof van Brabant op 2 mei 1764. De notariële akte van volmacht de dato 24 februari 1764 bevat de bepaling dat de leengoederen van de verkoopster in Londerzeel, in het groot leenboek ingeschreven als “Particulier Oranje”, niet mede verkocht worden. Blijven ook buiten de verkoop het kasteeltje met zijn afhankelijkheden en evenzo de andere goederen die al eerder overgedragen zijn aan de heer Midavin die er thans eigenaar van is.

De verkoop bevat verder :

- een cijnsboek waarvan het titelblad luidt “Cheijnsboeck van Londerzeel”, bestaande in 550 posten,

- een leenboek met als opschrift “Leenboeck van sijne Majesteijt van groot Bretagnien William den Derden”, waarvan de lenen in Londerzeel en omgeving gelegen zijn. Deze lenen werden door wijlen graaf Hendrik van Nassau in het jaar 1534 gekocht van Daneel Vilain en hingen af van het huis van Dendermonde. Dit leenboek droeg vroeger de naam “Vilain ende Voorspoel” en omvat 58 zowel volle als andere lenen,

- een keurboek met 27 posten die aan de heer van Londerzeel moeten betaald worden bij het overlijden van ieder van de aangestelde sterfmannen,

- het “Schoofboeck van de schoofgoederen onder Londerzeel”, bevattende het schoofrecht op 130 bunder en 16 roeden land, verdeeld in 7 wijken,

- deze cijns-, leen-, keur- en schoofboeken bevatten het recht van manschap op de lenen, de heerlijkheid, en de cijnzen eraan verbonden zowel in geld, kapoenen als broden en die verschuldigd zijn aan baron de Boneem van het hof van Melis,

- het heerlijk recht op het “Gruijtbier” van Londerzeel,

- een water- en een windmolen,

- een partij land van 21 bunder, twee dagwanden en 63 roeden alles aaneen gelegen, met de bomen en het groeiende hout erop, genaamd “Den Berghbosch” te Londerzeel, maar zonder het huis, de schuur en de stallen die eigendom zijn van huurder Francis Peeters,

- ongeveer drie bunder land op de Heide te Londerzeel met de dreef van beukebomen. Eveneens overal elders in Londerzeel, alle bomen en houtgewas langs de heerlijke wegen en straten.

De verkoop houdt voor de nieuwe eigenaar de verplichting in om jaarlijks een halve braspenning te betalen aan de baron van Willebroek en 20 1/2 stuivers aan de kerk van Londerzeel. Daarboven nog twee veertelen rogge voor de armenzorg van het dorp. Dit alles geschiedt op de wijze en met de grootte zoals de comparante de heerlijkheid van de vroegere eigenaars bekomen heeft op 28 februari 1757, met name van de prinses-weduwe van Oranje-Nassau, in haar hoedanigheid van moeder en voogdes van prins Willem van Oranje-Nassau.

Bron: (Algemeen Rijksarchief Brussel - Leenhof van Brabant, Register 172, pagina’s 506-verso en volgende)
De Kroniek van Londerzeel - Marcel Slachmuylders - Geschied- en Heemkundige Kring van Londerzeel v.z.w. - D/1998/8302/1