BROUWERIJ “DE DRIE KONINGEN”
Londerzeel, 1770-02-26

De oudste bekende vermelding van het huis “De Drie Koningen” in Londerzeel is van 19 januari 1570. De verwijzing heeft echter geen betrekking op het huis zelf, maar op het naastgelegen goed van Adolf Clockman, zoon van Jacob. Deze bevestigt schriftelijk dat hij van de Spaanse Koning Philips II een leengoed heeft uit de in beslag genomen goederen van de Prins van Oranje-Nassau. Zijn “verklaring” had betrekking op het hof “De Catte”, naast de Drie Koningen : “... huijse ende hove geheeten De Catte, [gelegen aan] den Steenwech van Londerzele in deen zijde, ende metter ander zijden tegens De Drije Coningen”.

Op 30 april 1652 werd in een openbare verkoping de uitspanning en brouwerij “De Drij Coningen” in Londerzeel verkocht. Dit goed stond in wat thans de Kerkstraat heet en bevatte een woonhuis met grond, brouwerij en stallen en besloeg iets minder dan 37 roeden. De ogen gericht op de voorgevel zag de toeschouwer links het hof “De Catte” op de hoek van de Kerk- en de Kattestraat en rechts de goederen die op het ogenblik van de verkoop eigendom waren van Jan Segers. De achterliggende grond raakte tot tegen de Molenbeek, toen de Logenbeek of ‘s Herenbeek geheten.

De verkopers waren Engelbert De Bie en zijn vrouw Elisabeth Van Berchem. In de openbare verkoping was op het ogenblik van de toewijzing Peeter Van Ruijceveldt de hoogste bieder. Hij was schepen van de bank van Londerzeel en getrouwd met Wendel Van Achter.

Ruim twee jaar later, op 13 oktober 1654, ging Peeter Van Ruijceveldt een hypothecaire lening aan van 3000 Rijnsgulden en hij stelde als onderpand zijn “... huijs ende brouwerije, alem, gronden ende toebehoorten ghenaemt De Drije Coninghen, ghestaen ende gheleghen tot Londersel voorschreven inden Steenwegh alhier, comende tegens het huijs genoemt De Catte ter eenre, Sheeren beke ter andere ...”.

Toen in 1709 - 1710 landmeter Jan Van Acoleijen uit Steenhuffel het “Generaele metingh ende Caertboeck der Prochie van Londerseel” samenstelde was het huis “De Drie Koningen” op dat ogenblik eigendom van Cornelis Mertens.

Wanneer precies het eigendom in andere handen overging is niet geweten. Toch staat het vast dat er vóór 12 augustus 1715 een eigendomsverandering gebeurde. Onder de handschriften van de Schepengriffie van Londerzeel bevinden zich documenten over een rechtszaak uit die tijd en hierin is de getuigeverklaring opgenomen van een persoon met de naam Joos Van Hoeck. Er staat geschreven : “Joos Van Hoeck, innegesetene der prochie van Londerseel, oudt ontrent de sessentsestich jaeren [...] tuijght ende verclaert waerachtig te wesen dat hij opden 12en Augusty 1715 tsavonts ontrent ten thien uren is gecomen vuijt sijnen huijse beneffens [alsook, samen met] Jan Robbrechts brauwer binnen de voorschreven prochie van Londerseel inde Drij Coninghen, ende alsoo tsaemen sijn gegaen tot aenden water molen der voorschreven prochie ...”.

Op 2 maart 1728 gingen Jan Robberechts en zijn vrouw Maria Anna Mehouden bij het Sint-Jansgasthuis van Brussel een lening aan van 1000 Rijnsgulden en stelden hiervoor als onderpand een “... behuijsde hoffstede met de schuere, stallinghen, brouwerije, gereck [gereedschap] [...] de Drije Coninghen, groodt van erve 1/2 dagwand, paelende ...” ten eerste de Steenweg, ten tweede de goederen van Steven Van [den] Sande tegen het Kattestraatje, ten derde ‘s heren waterloop en ten vierde de goederen van Hendrik Saeffoet. De brouwerij De Drie Koningen was bij akte van 5 maart 1702 in het bezit gekomen van Maria Mehouden en wijlen Cornelis Mertens haar eerste echtgenoot. De verwerving geschiedde door ruiling van goederen met Jan Mertens, de vader van wijlen Cornelis.

In de verzameling “Kerkelijk Archief” berust het handschrift met als titel “Cheijnsen ende renten competerende de kercke van Londerseel verschenen 1730” [Cijnzen en renten van de kerk van Londerzeel met vervaldag in het jaar 1730]. Hierin staat geschreven : “Cornelis Mertens over een hoffstede De Drije Coninghen”.

Op 17 oktober 1733 gingen de kinderen van wijlen Peeter Mertens en van Joanna De Cock, bij leven landbouwers op de hoeve “Ter Lochten” in de Meerstraat, over tot de verdeling van hun ouderlijke erfgoederen. Alle eigendommen werden in 8 kavels verdeeld, want er waren 8 eigenaars, vier zonen en vier dochters. De kavel “D” werd toegewezen aan de tweede zoon, Nicolaas Mertens. De beschrijving ervan is interessant omdat zij tamelijk nauwkeurig is. Nicolaas verkrijgt vooreerst een partij grond in Ramsdonk en verder een hofstede “... metten grooten steenen huijse daer op staende, wesende eene brouwerije gemeijnelijck genoempt De Drij Coninghen, met allen den edificien daer op staende, met den nast [*], eene brouwerije, twee brouwketels, twee coelbacken, copere haeckers [*], riecken [*], stuijckmanden [*] etta., emmers met alle sijne voordere toebehoorten soo ende gelijck deselve daegelijcx gebruijckt ende in huere gehouden wordt bij Anthoon Mertens, oock gelegen binnen dese prochie ende heerelijckheijt van Londerzeel inden Steenwegh aldaer, comende alsnu ter eenre den voorschreven Steenwegh, ter tweedere Peeter Jacobs, ter derdere de Hooge Erffgenaemen van wijlen sijne majestijt van Groot Brittagnien [het domein de Burcht] ende ter vierdere de goederen van Laureijs De Roover ...”.

De waarde van dit goed werd geschat op 1200 Rijnsgulden. Het was belast met enkele renten: 9 stuivers en 1 blank aan de heren van Ursene, 4 stuivers, 3 oorden en 6 mijten aan de kerk van Londerzeel. Daarnaast ook een rente voor een kapitaal van 1000 Rijnsgulden, verschuldigd aan het Sint-Jansziekenhuis van Brussel.

Merkwaardig is ook de kavel “H” die aan de jongste zoon, Jozef Mertens, toebedeeld werd. Zijn paart bestond namelijk uit een hofstede gelegen nabij de hoeve “Ter Lochten”, waarin eveneens een brouwerij gevestigd was : “Inden eersten eene hoffstede met steenen huijse, schuere, stallinghe ende alle sijne andere toebehoorten, de brouwerije, ketel, cuijpe ende coelback, met eenen coperen aecker, bierboom [*], steenen borreput etta. ...”.

De registers van de Schepengriffie van Londerzeel bevatten de aantekening van 28 maart 1734 : “Niclaes Mertens, tegenwoordighen eijgenaer van [...] De Drije Coningen”.

In hoger genoemde verzameling “Kerkelijk Archief” berust het “Maenboeck voor Judocus De Keersmaecker als kerckmeester der prochie van Londerzeel voorden jaere 1745” en hierin is voor de betaling van een rente van 4 stuivers, 3 oorden en 6 mijten per jaar aan de St-Kristoffelkerk nog steeds genoteerd “... Cornelis Mertens over een hofstede De Drij Coningen inden Steenweg”.

In het jaar 1756 wordt een andere eigenaar voor de brouwerij De Drie Koningen vermeld. Dit blijkt opnieuw uit een kerkrekening van dat jaar : “Ontfanck van cijnsen ende renten de voorschreven kercke competerende, verschenen Kersmisse 1756, sijnde als volght [...] Frans Van Praet over een hoffstede De Drij Coninghen inden Steenwegh [moet betalen] 4 stuijvers, 3 oorden en 6 mijten”.br>
De familie De Keersmaecker, “Keuninges” komt voor in de kerkrekening van 1761 : “Specificatie voor mij Marcus Verdickt, gewesene kerck meester deser prochie van tgene ick verschoten ende uijtgegeven heb ten dinste van dese kercke van Londerseel, begost in den jaere 1761 ten 24 April ende is als volght [...] Item gegeven aen Geeraert De Kersmaecker, baes in de Drij Koninghen, over het beschincken vande beijjaers voor Hooghweerdig Dagh [*], de somme van eenen gulden, vier stuijvers opden 14en Junius 1761”.

De notulen van de schepenbank bevat op 26 februari 1770 de volgende verwijzing : “... ten huijse van Geeraert De Keersmaecker inde Drij Koningen”.

In het huis “De Drij Koningen” was naast de brouwerij ook nog een herberg ingericht waar regelmatig de schepenbank vergaderde.

Akte De Drij Coningen


Ten versoecke van Joos Broothaerts wort door mij onderges[chreven] officier der parochie van Londerseel gedaeght paulus de Valck om te Compareren op maendagh naestcomende wesende den 8en Julij 1771 ten twee uren naer noen ten huijse van Geeraert De Keersmaecker in De Drij Coningen binnen de voors[chreven] parochie van Londerseel in den ordinairen genechte, om aldaer etta. actum 6 Julij 1771 Dit ist Mercq + van Rombaut Mertens [*]

Er waren nog talrijke andere brouwerijen in Londerzeel, zoals De Kroon, De Keizer, De Hoorn ... Het bier dat er gebrouwd werd, en waar kruiden in gemengd werden, het zogenaamde “gruitbier” was wijd vermaard, wat bevestigd wordt in de “Mechelse Kronieken” van F.A. Berlemont : Jaar 1552 “uit deze impositie blijckt dat alsdan behoudens het Mechels bier, binnen Mechelen oock gesteken wirdt Hoogaerts, Zoutleeuws ende Londerzeels bier” (pagina 143).

Ook Alfons Wauters schrijft in zijn “Histoire des Environs de Bruxelles” : “In de 16de eeuw werd er veel bier gebrouwen en het Londerzeels bier werd in grote hoeveelheden in Mechelen geschonken. Deze nijverheid was meermaals een bron van belastingen ten voordele van de gemeente” [Vertaling].

De oudste Londerzelenaars kunnen nu nog meespreken over de brouwerij De Drie Koningen, waarvan zowel de “Mars” als de “Scotch” een koppig donker bruin produkt, hier met smaak gedronken werd. [*] den nast : ast, eest, droogvloer [*] copere haeckers : koperen emmers [*] riecken, stuijckmanden : roerstokken en brouwersmanden [*] bierboom : juk om biervaten te dragen [*] beijjaers voor Hooghweerdig Dagh : de klokkeluiders op het feest van Sacramentsdag [*] Rombaut Mertens, officier of gerechtsdienaar die ondertekende met een kruisje.

Bron: (A. Algemeen Rijksarchief Brussel : 1. Schepengriffie nrs. 5142 - 5170 - 5185 - 5236 - 5246 - 5265 - 5317 - 2. Leenhof van Brabant nr. 6003 - 3. Kerkelijk Archief nrs. 34105 - 34120 - 34199 B. Gemeentelijk Archief Londerzeel : Atlas van Jan Van Acoleijen)
De Kroniek van Londerzeel - Marcel Slachmuylders - Geschied- en Heemkundige Kring van Londerzeel v.z.w. - D/1998/8302/1