DE KLOKKEZELEN EN INBRAAK IN DE TORENKAMER
Londerzeel, 1784-11-08

Er was ruzie uitgebroken in het dorp en de tweedracht bracht beschuldigingen en beledigingen mee, waarvoor een proces-verbaal opgemaakt werd. Pastoor Franciscus Hermans en de schepenbank hadden besloten dat, om het nieuw gebouwde doksaal in de kerk te ontzien, de klokkeluiders voortaan boven op de gewelfde vliering van de toren de kerkklokken zouden luiden. Dit tot groot ongenoegen van de luiders die hiervoor telkens naar boven moesten klimmen. De klokkerepen hingen vroeger steeds tot op manshoogte op de vloer van het portaal van de kerk.

Een der meest luidruchtige tegenstanders van de ingekorte klokketouwen was Peeter Joannes Van Ruijsevelt die in het dorp rondliep met een trommel aan zijn zijde en voorafgegaan van luid geroffel vijandige leuzen riep tegen de kerkelijke en burgerlijke overheid.

Op de vierschaar van 8 november 1784 was Petrus Josephus De Turck, hoofddrossaard van Grimbergen aanwezig om persoonlijk het verhoor van de getuigen te leiden die opgeroepen waren inzake de aanklacht tegen Peeter Joannes Van Ruijsevelt en zijn broer Jan Baptist.

Meier Henricus Franciscus Vanden Driessche getuigt dat Jan Baptist Van Ruijsevelt tot hem zegde :

“Wilde « verdraaid » [hij gebruikte een andere krachtterm] eens zien dat ick de zeelen van de clocken zal doen beneden comen ende dat ik de pilaeren die onder het nieuw ocxael staen met mijne bijl van een sal cappen ...”.

Joannes Josephus De Boeck, 41 jaar en notaris in Londerzeel getuigt dat hij op 25 augustus 1783 op de zitting van de schepenbank in de herberg “De Nieuwe Croon” aanwezig was in hoedanigheid van klerk van de griffier. Hij bevestigt dat een zekere Peeter Van Ruijsevelt in de schepenkamer binnendrong om te vragen aan de daar aanwezig zijnde pastoor, en ook aan de meier en schepenen of zij al dan niet van zins waren om

“... de seelen van de clocken wederom laeten te comen door de gaeten in de kercke, soo ende geleijck die van outs aldaer alteijt hebben gehangen ende gebruijckt geweest [...] te kennen gevende dat het seer moijelijck is om [...] voor de overledenen boven op het welfsel te luijden...”.

Notaris De Boeck verklaart verder dat hij van andere personen vernomen heeft dat sommigen brutaliteiten gepleegd hebben, zowel in de kerk als op de toren en zelfs de torendeur openbraken en vervolgens het klokkezeel van de noenklok in stukken hebben gesneden.

Bron: (Algemeen Rijksarchief Brussel - Schepengriffie nr. 5201)
De Kroniek van Londerzeel - Marcel Slachmuylders - Geschied- en Heemkundige Kring van Londerzeel v.z.w. - D/1998/8302/1