Meier Henricus Franciscus Vanden Driessche stelde een onderzoek in over een gevecht
dat op 1 april 1787 in volle straat ontstaan was en waarbij meerdere personen betrokken
waren. Hij ondervroeg verscheidene getuigen onder wie Antoon Van Assche, 48 jaar oud
en pachter wonende bij “den Bergh van Calvariën”.
Hendrik Wouters, de gerechtsdienaar, had Antoon Van Assche gesommeerd om naar het
gerechtshuis te komen en er onder eed te verklaren wat hij op die bewuste dag gezien en
gehoord had. Antoon Van Assche verklaart :
“... dat hij op den eerste april ‘t saevonts ontrent den neghen uren gekomen is uijt de
herberghe Den Groenen Jaeger om naer huis te gaen. Dat hij voorder eenigh laweijd
hoorende gevraeght heeft aen twee vrouwpersoonen, liggende over de half deur van Peeter
Buelens, wat laweijd daer was. Waer op sij hem geantwoord hebben « dat sig van de straet
maeken het best was » ...”.
Antoon Van Assche vervolgde dan zijn weg naar huis, maar toen hij aan het stuk land
gekomen was, in huur genomen door Franciscus Goossens, schoot plotseling van de
overkant van de straat Jacobus De Wachter op hem toe “... hebbende in sijne hand eenen cluppel ende voorts schreeuwende « onsvot, schelm, deugniet gij moeter aen » ...”.
Er ontstond een gevecht waarbij Antoon Van Assche een slag van de knuppel kreeg,
“... aer van actuelijk nogh sijnen harm is dragend in eenen neusdoeck ...”.
Bron: (Algemeen Rijksarchief Brussel - Schepengriffie nr. 5179)
De Kroniek van Londerzeel - Marcel Slachmuylders - Geschied- en Heemkundige Kring van Londerzeel v.z.w. - D/1998/8302/1