In de loop van het jaar 1790 deed Joannes Ludovicus Van Campenhout het verzoek aan de
pastoor, de meier en schepenen van Londerzeel tot aanstelling als organist met toekenning
van een wedde.
« Geboren te Londerzeel, schrijft hij, vervult hij er reeds verscheidene jaren de functie van
organist waarvoor hij overigens meent de noodighe bequaemigheijt te bezitten ».
Nochtans betreurt hij het hiervoor tot op heden geen enkele vergoeding ontvangen te
hebben. Meer nog, de baten en voordelen aan het ambt van organist verbonden worden
ontvangen door de koster van de parochiekerk.
Daar het niet in zijn vermogen ligt om verder in zijn bestaan te voorzien heeft hij gemeend
er goed aan te doen een aanstelling als organist te vragen :
“... Oodmoedelijck biddende, gelieve gedient te zijn hem suppliant te admitteren ende aen te stellen als organist deser parochiale kercke ende hem tot dien toe te voegen het opwinden der kerckhorlogie met de gagien van oudts daer aen annex, met interdictie aen den coster van hem voortaen, soo ten opsichte van het spelen der orgel als opwinden der horlogie int
toekomende niet meer te bemoijen ...”.
Bron: (Algemeen Rijksarchief Brussel - Schepengriffie nr. 5189)
De Kroniek van Londerzeel - Marcel Slachmuylders - Geschied- en Heemkundige Kring van Londerzeel v.z.w. - D/1998/8302/1