EENEN SCHRIKKELIJKEN MAN
Londerzeel, 1842-07-02

Brief van de vrederechter van het kanton Wolvertem aan de burgemeester van Londerzeel:

Den 2 Julius 1842

Mijnheer de Borgemeester,

Volgens informatie genomen door den heer Procureur des konings te Mechelen, schijnt het dat Adrianus Van Zegbroeck, van Breendonck, als nu aengehouden te Mechelen, wegens diefte begaen ten nadeele van Scheers van Uwe gemeente, vergezeld was van andere persoonen, tot heden onbekend gebleven.

Het schijnt ook dat er in Uwe gemeente eene herberg is, gehouden door zekeren suspecten man, Jan Baptist Van Ingelgem, alwaer er dagelijks, gedurig den nacht, eene gezelschap van menschen bij een komt, waer van het gedrag met de grootste voorzigtigheijd moet nagespeurd worden.

Alvoren dat Van Zegbroeck gearresteerd is geweest, heeft hij dikwils in de herberg geweest, alwaer dan ook onder anderen bij een waeren Ludovicus Arnoe, Henricus Spiessens, Henricus Vleminckx, Petrus Spiessens, Jan Baptiste Van Muijlder en Carolus Van Muijlder, alle inwoonders van Londerzeel die geheele nachten doorbrengen in de herberg van Van Ingelgem.

Eijndelijk moet daer nog dikwils komen eenen schrikkelijken man, met naem Van Ursel, die omlangs uijt het gevangen huijs gekomen is, en die nu te Brussel woont. Het zal dan noodig zijn van zoo spoedig als mogelijk, mij een zeer gedetailleerd rapport te zenden, op al dat er hier voren gemeld is, en bijzonder van mij kenbaer te maeken het gedrag en de levensmiddelen van al de hier boven gemelde persoonen van Uwe gemeente.

Gij zult ook met de grootste zorg, het huijs en de herberg van Van Ingelgem doen naspeuren, en indien er eenig overtreding aen het reglement van Politie of andersints soude begaen woorden, van er aenstonds een Proces Verbael over te stellen en mij te zenden.

Eijndelijk zult gij in stilte onderzoeken, of er in de herberg van Van Ingelgem, geene gestole of onbekende voorwerpen bevinden, en of het niet waer en is, als dat er daer eenen loozen kelder is, alwaer die deugenieten of dieven zich gestopd houden, of gestolen goed verbergen.

Diens volgens zult gij U verstaen met den brigadier van de Gendarmerie, die zich een van deze daegen bij U zal begeven, om indien gij positieve inlichtingen hebt, eene huijs zoekinge te doen tot het ontdekken van wat hier voren gemeld is.

Het zal ook nodig zijn te melden of de inwoonders Uwer parochie, waer van hier boven melding, reeds al vervolgd of verwezen geweest zijn door eene rechtbank, en ook van te zeggen waer zij woonen en of zij getrouwd of jonge lieden zijn.

Gij zult mij met het weder terug zenden van den tegenwoordigen brief, Uw verslag of rapport zoo spoedig als mogelijk doen beschikken.

Ontfangt Mijnheer, de verzekering van mijne volkome agting.

[Getekend] Ridder de Burtin d’Esschenbeek, Regter.


Burgemeester Joannes Franciscus Verheijden liet het volgende antwoord aan de vrederechter overmaken :

Londerzeel, den 9 Julius 1842.

Mijnheer den Vrede Rechter,

Om te voldoen aen Uwen wel geheerden brief de dato 2 Julius lestleden betrekkelijk de herberg gehouden door zekeren genaemden Jan Baptist Van Ingelgem, woonende alhier op de Heijde met kennisgeving, de middelen van bestaen, hun hand gedaed, of zij getrouwd of nog jonge lieden zijn, van de genaemde Ludovicus L’Arnoe, Spiessens Henri, Vleminckx Franciscus, Spiessens Petrus, Van Muijlder Jean-Baptiste, en Van Muijlder Karolus, alle woonende binnen de gemeente van Londerzeel, voor wat de herberg aengaed van Jan Baptiste Van Ingelgem, die en is maer zeer gemeen, aen ons wel bekend, om dat er niet anders en komt as van de gemeenste klasse, nochtans dat wij het geheel winter saisoen doende de nacht ronde, alle nachte daer gepasseerd en gerepasseerd, blijven staen luijsteren aen de deur en vensters, zelfs hun doen opstaen om te zien of er geen slegte volkeren in huijs bevonden, tot heden alles vrugteloos geweest, niets konnen ontdeckken.

L’Arnoe L udovicus, zijn beroep is voddeman. Hij heeft over eenige jaer en eenen diefstal begaen van vlasch in de gemeente Malderen, waer voor hij een jaer gevang gehad heeft. Hij is getrouwd en heeft kinderen. Zijn vrouw en kinderen gaen dagelijks bedelen. Zij woonen in de Patatestraat.

Spiessens Henricus, zijn beroep is lijnwaerd wever. Hij is getrouwd. Zijne vrouw en kinderen gaen dagelijks bedelen, woonende in de Patatestraat.

Vleminckx Franciscus, zijn beroep is landbouwer. Hij bezit een dagwand land het welk hij bewerkt en ondertusschen gaed hij in daghuer werken. Hij is getrouwd. Zijn vrouw en kinderen bedelen dagelijks. Zij woonen op de Heijde.

Spiessens Petrus, zijn beroep is voddeman. Hij is getrouwd. Zijn vrouw en kinderen gaen dagelijks bedelen. Zijn woonende op de Heijde.

Van Muijlder Joannes Baptista, zijn beroep is landbouwer, getrouwd en heeft kinderen. Over drij a 4 jaeren [heeft] hij een vonnis gehad voor overtreding op het stuk der jagt, op de Heijde.

Van Muijlder Karolus, beroep werkman en zijne vrouw werkster. Getrouwd, heeft kinderen. Op de Heijde.

Alle deze persoonen, als zij wat geld hebben, houden meer van drinken als van werken, nochtans is er geen vervolg op, terwijlen dat men hun aen geen overtredingen pligtig vinden.

Wat aengaed dien loozen kelder die aen het huijs van den voornoemden Van Ingelgem zoude zijn, alwaer de gestolen of onbekende voorwerpen, deugenieten of dieven hun daer in zouden gestopt houden, naer alle goede inlichtingen genomen te hebben van behoorlijke en goede stilzwijgende persoonen, is er niemand die ons daer van eenige kennis kan van geven, als voor antwoord gevende dat zij daer van noeijt en hebben hooren spreken.

En voor wat dien schrikkelijken man aengaed, genaemd Van Ursel, daer hebben wij wel naer geinformeerd of hij somwijlen in Londerzeel komt of te zien is. Van onzen kant, wij zien hem niet. Onze veldwachters verklaren hem noeijt te zien of tegen te komen, maer wij waeken onophoudelijk op het huijs en herberg van den voornaemden Van Ingelgem, en het minste dat er zal geschieden waer aen hij hem pligtig zoude maeken, zullen wij ons daer aenstonds begeven met den brigadier van de Gendarmerie bij ons, zoo als wij te saemen malkanderen afgesproken hebben, en dan zullen wij daer een goede en behoorlijke huijszoeking doen, onder en boven, binnen en buijten.

Voor alles te kunnen ontdeckken of er geene looze plaetsen zijn, en op de eerste overtreding de welke zal begaen woorden aen het reglement van Policie of anderzins door de hierboven gemelde persoonen, zal ik daer van seffens Proces Verbael opstellen en het aen Ued. doen gewoorden.

Ontfangt ik bid Ued. Mijnheer den Vrederechter, de verzekerheijd mijner hoog agting.

Den Burgemeester.

Bron: (Gemeentearchief Londerzeel, Kopieboeken)
De Kroniek van Londerzeel - Marcel Slachmuylders - Geschied- en Heemkundige Kring van Londerzeel v.z.w. - D/1998/8302/1