DE BOOGSCHUTTERSGILDE SINTSEBASTIAAN
Londerzeel, 1847-07-20

De gilde van de handboogschutters in Londerzeel was al verschillende eeuwen oud toen zij in het jaar 1829 ophield te bestaan. In 1847 namen enkele vroegere boogschutters het initiatief om een nieuwe gilde op te richten. Zij kwam tot stand op 20 juli van dat jaar onder de naam “De Vredeminnaers”. De schutters bezaten in gemeenschappelijke eigendom een wip en ook een loodsje waarin dranken konden getapt worden en dat zij “paviljoen” noemden.

Wellicht kende deze vereniging niet de grote bloei die de oprichters ervan verwacht hadden, want op 18 juli 1852 werd op initiatief van Ferdinand, burggraaf de Spoelberch, de aloude Sint-Sebastiaansgilde wederom opgericht. De stichters van “De Vredeminnaers” en de overlevenden van de oude gilde bereikten overeenstemming over een hereniging. Op 5 augustus 1852 werd de overeenkomst ondertekend ten huize van herbergier Frans Broothaers. Te gelijker tijd keurden de stichters de statuten goed van de herboren gilde. Het handschrift is bewaard gebleven :

“De ondergeteekende leden der societeit De Vredeminnaers van den handboog der gemeente Londerzeel, ingerigt sedert 20 Julij 1847, verklaren bij dezen, alle hunne voorwerpen af te staen, waeraen zij eenige voorregten van eijgendom hebben, bestaende in eene wip, met toebehoorten en een paviljoen, aen de gebroeders der oude gulde Sinte Sebastiaen in de voorgenoemde gemeente”.

Deze verklaringen betekende de opheffing van “De Vredeminnaers” en de afstand van hun bezit aan de vroegere Sint-Sebastiaansgilde. Daarna volgde de akte van aanvaarding van “De Vredeminnaers” in de schoot van de vernieuwde gilde :

“De ondergeteekende gulde broeders van den heiligen Sebastiaen der gemeente Londerzeel, sedert het jaer 1829 vervallen en wederom hersteld den 18 Julij 1852 door het wijs beleid en groote voorzorgen van de Edele heer Borghgraef de Spoelberch, verklaren bij dezen onder onze broederlijke vereeniging aengenomen te hebben de leden der societeit De Vredeminnaers van den handboog dezer gemeente.

Wij verleenen hun het mede recht in het gene wij bezitten. Primo eene breuk, twee vaendels, twee trommels en voordere toebehoorten als zijnde onzen eijgendom, en zich te gedragen aen de hiernavolgende voorwaerden”.

De statuten die deze verklaring voorafgaan bestaan uit 26 artikels waarvan het eerste uitdrukkelijk de doelstelling van de gilde omschrijft :

“De vereenigde gulde-broeders onder de bescherming van den H. Sebastiaen, zoekende bewijsteekens te geven van hunne standvastige onderwerping aen de wetten die den staet en hunne diepe begeertens regelen, om de eendragt te zien heerschen in hunne gemeente, besluiten de volgende voorwaerden :

a) hun nooit onder hunne vereeniging bezig te houden met staetkundige zaken,

b) hun nooit over te geven aen het beschimpen van geestelijke of wereldlijke zaken,

c) zij verklaren dat hunne vereeniging ten doel zal hebben zich te vermaken in vreugden etcetera”.


De volgende artikels handelen over de verplichtingen waaraan de gildebroeders zich moesten houden. Zo is bepaald dat zij jaarlijks op 20 januari de Mis ter ere van Sint Sebastiaan moeten bijwonen. Een tweede kerkdienst voor afgestorven leden wordt opgedragen “den dag naer den vogelscheut”. Alle leden moeten er aanwezig zijn en zij zijn verplicht “ten offeren te gaen en aldaer te offeren 20 centimen tot betaling der gezegde Misse”.

Op straf van een boete van twee frank moeten al de gildebroeders de begrafenis van ieder overleden lid bijwonen. De vier jongste broeders zijn verplicht het lichaam van de afgestorvene tot in de kerk te dragen.

Gedurende drie dagen per jaar wordt er gefeest. Eerst op de “twee dagen van vogelscheut” en vervolgens op het feest van hun patroonheilige. Ten teken van eendracht moeten al de gildebroeders aan een gemeenschappelijke maaltijd deelnemen. De prijs voor dat feest mag niet meer dan 5 frank per dag en per deelnemer bedragen. Degene die zich tot Koning geschoten heeft is vrij van onkosten en de hoofdman van de gilde betaalt de maaltijd van de ouderman.

Jaarlijks gaan in het dorp twee grote processies uit. Elke gildebroeder is verplicht om in deze processies mee te stappen en in de hand een versierde pijl te houden. De bestuursleden van de gilde moeten hun handboog dragen. De Koning is getooid met de breuk en de groep wordt voorafgegaan door de vaandeldrager en een tamboer.

Op donderdag voor Sinksen wordt de bestuursverkiezing gehouden. Die dag kunnen ook nieuwe leden tot de gilde toegelaten worden. De schieting van de koningsvogel heeft plaats op de eerste zondag na Sinksen. Als een schutter drie jaar achtereen de koningsvogel schiet, wordt hij tot keizer uitgeroepen en ontvangt hij twee zilveren vogels. Eén van deze vogels moet op de breuk bevestigd worden en de andere zilveren vogel mag door de keizer als ereteken gedragen worden bij elke plechtigheid waar de gilde aan deelneemt.

Op de dag der koningsschieting wordt enig ceremonieel in acht genomen. Alle gildebroeders moeten op het gestelde uur in de gildekamer aanwezig zijn. Van daar stapt men in stoet naar de wip. De nieuwe koning - of keizer - wordt na de schieting door de stoet terug naar de gildekamer geleid.

Elke eerste donderdag van de maand moeten de leden in het schietlokaal samenkomen, in de zomer om 7 uur en in de winter om 5 uur.

Mogen niet als gildebroeder aangenomen worden : “... de persoonen zonder bestaen, die vreemd zijn aen de gemeente, de jongelingen min dan 21 jaer, de persoonen die schandvlekkende straffen gehad hebben”.

Het bestuur van de gilde bestaat uit :

* de hoofdman, gekozen voor het leven,
* de koning,
* de andere leden, gekozen voor één jaar; zij zijn herkiesbaar,
* twee dekens,
* de ouderman,
* een tresorier en
* een griffier.

Opdat al de opgesomde verplichtingen stipt zouden nageleefd worden is telkens een bestraffing in een geldboete voorzien. Voor ieder artikel van de statuten is de straf voor een inbreuk vast gesteld.

De vroegere ontbinding van de broederschap indachtig, legt het bestuur in het op één na laatste artikel van het reglement de bestemming vast van haar bezit : Indien de gulde opnieuw kwam te vervallen zullen hare voorwerpen toevertrouwd worden aen den oudsten der leden, en zoo dezelve niet meer vereenigde, heeft den langstlevenden het recht de voorwerpen te verkoopen, uitgenomen de breuk en vaendels, die moeten gesteld worden in handen van den pastoor dezer gemeente die de beide stukken zal verkoopen om missen voor de overledene guldebroeders te doen.

Het laatste artikel heeft betrekking op de vrouwelijke familieleden en ander vrouwelijk gezelschap :
“Iedere guldebroeder is gerechtigd van zijne vrouw, dogter, zuster, tant of nicht in de teeringkamer mede te brengen om hun aldaer vrolijk te vermaken. Die geene familie heeft mag aldaer een ander geleiden, indien zij van goed gedrag is”.

Na de 26 artikels volgt de officiële aanstelling van het bestuur van de nieuwe gilde :
“Heden Donderdag vijfden augustij 1800 twee en vijftig, het reglement van de oude Gulde Sinte Sebastiaen opgesteld, goedgekeurd en geteekend zijnde, hebben alle leden zich vervoegd en zijn aenstonds overgegaen tot de benoeming der Commissie en hebben bij blinde stembriefjes gekosen tot Voorzitter [hoofdman], dheer Ferdinand Burggraef de Spoelberch, tot Ouderman Philippus Cooremans, tot Dekens Guillielmus De Coster en Louis De Boeck, tot Thesaurier dheer Jan De Cat, en tot Secretaris Petrus Joannes Van Hove, welke alle hebben aengenomen [...]”.

In het verslagboek van de gilde volgt daarna de beschrijving van de eerste officiële schieting.

“Heden Maendag 23 Meij 1853, om negen ueren smorgens binnen de gemeente van Londerzeel, ten huijze van de weduwe Jan Frans De Boeck, alwaer alle de leden vergaederd waren, heeft den heer Hoofdman der Gilde ons geleden in vollen stoet naer de wippleijn alwaer hij drij schoone prijzen heeft gegeven voor de behendigste : Den eersten prijs bestond in twee vaesen, welken is geschoten geweest door J. F. Augustijns, den tweeden prijs is zes lepels en zes vorketten, welken is geschoten geweest door Louis Segers. En den derden prijs ook in zes lepels en zes vorketten, is geschoten geweest door Benedictus Verspreet en den Heer Hoofdman heeft hun de zelve behandigd.

En van daer zijn wij naer het guldenhuijs wedergekeerd in stoet. Waervan wij het tegenwoordig proces verbael hebben opgesteld en naer voorlezing hebben den Heer Hoofdman en Secretaris het zelve onderteekend”.


Verslag eerste schieting


Op 26 juli 1860 trad Hoofdman de Spoelberch in Den Haag in het huwelijk met de Nederlandse barones Louise van Brienen. Deze heuglijke gebeurtenis was voor de gilde vanzelfsprekend een gelegenheid om haar stichter en beschermheer passend te huldigen.

Toch verliep dat niet helemaal vlekkeloos. In het verslagboek van de gilde staat hierover het volgende :

“In zitting van den 3 september 1860 bij Ch. Goossens om 7 ueren s’avonds is er door alle [dit woord is door gehaald en vervangen door het lidwoord de] leden van Sint Sebastiaen van Londerzeel overgegaen tot het organiseren en regleeren voor de luijsterlijke feest en inhaeling van hunnen hoofdman den Heer Ferdinand Burggraef de Spoelberch met zijne Dame van Brienen.

Artikel 1 : er is aengenomen door alle de leden tegenwoordig het draegen eener muts van drij couleuren.

Artikel 2 : er is kennis gegeven door den onderpresident dat er een lid was die zoude refuseeren met ons in stoet te gaen in de solemneele cortège. Dit lid was Charles De Boeck die gezegd had eenige dagen voor deze zitting dat hij de cortège zoude bijwoonen te peerd.

Dan is er besloten geweest met eenparige stemmen dat den genen die zal weijgeren de gulde broeders te vergezellen in de luijsterlijke inhaeling van hunnen Hoofdman, zal uijt de broederlijke vergaedering gesloten worden”.


Tijdens deze vergadering in de uitspanning De Kroon, werd Charles De Boeck uit de gilde gesloten.

Breuk


Breuk

Bron: (Particulier archief)
De Kroniek van Londerzeel - Marcel Slachmuylders - Geschied- en Heemkundige Kring van Londerzeel v.z.w. - D/1998/8302/1