MEISENIERSBRIEVEN
Londerzeel, 1558-04-26

In het jaar 1558 werden vrij veel meiseniersbrieven aan de Schepenbank voorgelegd. De meiseniers behoorden tot een maatschappelijk bevoorrechte stand in het land en baronie van Grimbergen. De meiseniersmannen en -vrouwen die hun afkomst wettelijk konden aantonen, waren van bepaalde feodale verplichtingen vrijgesteld. Zij moesten geen karweidiensten voor de dorpsheer verrichten, waren ontheven van sommige opeisingen - onder meer van het “beste pand” - en genoten van een bijzondere rechtsbedeling. Op 26 april 1558 werden meiseniersbrieven aangebracht door onder meer Steven, Adriaan, Anna, Catharina en Marie Vanden Nuffle, Hendrik Breem, Mattheus De Huijsheere en nog anderen. De verklaarders moesten schriftelijk aangeven dat zij afstammelingen zijn van vrije meiseniers van de Prins van Oranje als heer van Grimbergen. Hun verklaring moest bevestigd worden door twee onafhankelijke getuigen die als meiseniers gekend waren. De Schepenbank bekrachtigde met het aanbrengen van het schepenzegel de verklaring : “26.04.1558 - Meijssenijebrieff voer Steven Vanden Nuffele Wij Scepen der banck van Londersele doen te weten dat opten dach van heden, datum van desen, voer ons ende voer den stadthoudere vanden meijer des Princhen van Oraingnien comen es in propren persoen, Steven Vanden Nuffle zone Joos Vanden Nuffle, met Henricke van Nurssen ende Janne De Hertoge, meijssenijemannen beijde der heeren van Grimbergen, gelijck zij dat naeder nijeuwer ordinantien behoirlijck hebben laeten blijcken, Ende heeft de voerscreven Steven Vanden Nuffle wel ende wettelijck gethoont dat hij es een vrij meijssenijeman des voirscreven Princhen van Oraingnien als heere van Grimbergen, van wettigen bedde ende van meijssenijebloede geboren, met alsulcken bethoone als een vrij meijssenijeman dat sculdich es te bethoonen, nae vonnise bij manissen des voerscreven stadthouders ende bij wijsdomme van ons scepenen bovengenoempt, nijet hier inne versuempt noch achtergelaeten. Ter kennissen der wairheijt hebben wij scepenen den gemijnen zegel ons scependoms desen lettren doen aenhangen. Gedaen opten zessentwintichsten dach der maendt van aprili anno XV C. ende achtenvijftich”.

Bron: (Algemeen Rijksarchief Brussel - Schepengriffie nr. 5211)
De Kroniek van Londerzeel - Marcel Slachmuylders - Geschied- en Heemkundige Kring van Londerzeel v.z.w. - D/1998/8302/1