TROEBELEN
Londerzeel, 1581-00-00

Omstreeks het jaar 1581 deden de meiers en schepenen van de hoofdbank Grimbergen samen met hun ambtgenoten van Meise, Brussegem, Beigem, Londerzeel en Eppegem bij de Kanselier van de Raad van Brabant hun beklag over de hachelijke toestand in hun dorpen. Er woedde oorlog in de Zuidelijke Nederlanden en dagelijks trokken de vijandige legers in onze streek heen en weer. De inwoners waren in het bijzonder beducht voor de “malcontenten”. Zo werden de afvallige Walen genoemd die de strijd tegen Spanje ontvlucht waren en de streek onveilig maakten. Een vijftal regimenten van Waalse soldeniers hadden de partij van de Geuzen en van de “Vader des Vaderlands”, Willem de Zwijger, de rug toegekeerd en doolden onbezoldigd door het gebied. Zij leefden van roof en plundering zodat er in de geteisterde dorpen haast niemand meer was die zijn woning durfde verlaten “... mits den jegenwoirdigen oorlogen ende troubelen des lants, ende besundere den dagelijcxschen over ende wedercommen vanden vijanden, sonderlinghe vande malcontenten ...” Een van de noodlottige gevolgen van deze toestand was dat in geen van de dorpen nog rechtspraak gehouden werd. De drossaard van Grimbergen, noch de meiers, schepenen of de griffiers die in de vierschaar zitting hadden en die meestal in Brussel woonden, waagden zich op verplaatsing uit vrees voor de roversbenden. Nochtans werden er dagelijks klachten neergelegd en was de noodzaak groot om rechtspleging te houden. Om toch aan de verzoeken van de inwoners voor uitspraak in hun geschillen te voldoen vragen de meiers en schepenen de toelating om de vierschaar te laten zetelen in Brussel waar het veilig voor hen is en “... waer Inne dat oijck den meestendeel vande scepenen, mitsgaders vande playdoyanten, hen sijn houdende ende dagelijcx te doene hebben ...” Zij verzoeken de Raad om voorlopig gedurende de troebelen de rechtszittingen in Brussel te mogen houden met dezelfde geldigheid als zouden deze in de dorpen doorgaan “... hen te accorderen het voirscreven hen genechten bij provisie ende geduerende dese troublen te houdene binnen deser stadt, in alle der vuegen als zij buijten ende ter plaetsen hender residentien gewoon zijn geweest tzelve te houdene ...”

Bron: (Algemeen Rijksarchief Brussel, Schepengriffie nr. 3678)
De Kroniek van Londerzeel - Marcel Slachmuylders - Geschied- en Heemkundige Kring van Londerzeel v.z.w. - D/1998/8302/1