VERGIFFENIS
VOOR JAN VAN DEN VEKENE VOOR ONGEWILDE DOODSLAG

Londerzeel, 1583-05-16

Bij besluit van de Hoofdbank van Grimbergen de dato 16 mei 1583 verkreeg Jan Van den Vekene, inwoner van Londerzeel, vrijstelling van rechtsvervolging van de hem ten laste gelegde feiten. Op een dag in de maand september van het jaar 1581 bevond hij zich met Peeter Van den Vekene en ander gezelschap op de Burcht van Londerzeel waar zij enkele glazen bier dronken. Peeter verweet tot tweemaal na elkaar Geeraard Van Assche : “het is uw schuld dat mijn afspanning Den Horen afgebrand is”. Maar Geeraard werd boos, hij liet zich dit niet aanwrijven en ging Peeter Van den Vekene te lijf. Op dat ogenblik kwam Jan Van den Vekene uit de keuken in de herberg en het gevecht ziende wilde hij beide vechters scheiden. Hij gelukte hier niet zo snel in als hij bedoelde en in nood greep hij naar een bierpot en sloeg ermee op het hoofd van Geeraard Van Assche. Een diepe wonde was het resultaat, “... zulcx dat hij dairaff een wonde hadde, wairtoe hem was geslagen een groote cortsse, ende alzoe deser werelt es overleden, wiens ziele Gode begenaedige ...”. Tijdens de rechtszitting die hierop later volgde riep Jan Van den Vekene ter verontschuldiging van zijn manslag verzachtende omstandigheden in. Hij opperde dat door een ongelukkig toeval, veroorzaakt door de bescherming die hij bood aan Peeter Van den Vekene dewelke door de aflijvige aangevallen was, de aanrander tot zijn grootste leedwezen door die ongelukkige slag op het hoofd overleden was. Maar vóór zijn afsterven hebben beiden zich nog met elkaar verzoend en heeft Jan Van den Vekene aan zijn slachtoffer een passende vergoeding geboden, welke hem voldoening heeft geschonken. Omwille van de gestrengheid van de wetten in het land van Grimbergen is Jan Van den Vekene bevreesd dat hij toch zou vervolgd worden en dat hij niet langer in staat zou zijn voor hem en voor zijn kroost het brood te verdienen. Indien hem geen genade zou verleend worden, dan zal hij zijn leefdagen lang als een doolaard in de vreemde moeten rondzwerven. De drossaard van Prins Willem van Oranje-Nassau, Philips Rene van Oijenbrugge van Grimbergen, maakt op 16 mei bekend : “... dat ick desen aengemerckt, compassie ende medelijden metten zelven Jan Van den Vekene hebbende, ende tot zijnen bede genegen wesende, [...] hebbe ick van mijns voirschreven Genadighs heeren den Prince van Oranje weghen, [...] uijt sonderlinghe gratien ende genaden, ende uijt crachte van mijnder commissien, tvoirscreven feijt ende manslagh bij hem inden persoon vanden voirscreven Geeraerde Van Assche geperpetreert, geremiteert, quijtgeschouwen ende vergeven [...], restituere ende stelle mits desen, tot alsulcken eere, naeme ende fame [...] in alle der vuegen ende manieren gelijck hij was ...”

Bron: (Algemeen Rijksarchief Brussel, Schepengriffie nr. 3586)
De Kroniek van Londerzeel - Marcel Slachmuylders - Geschied- en Heemkundige Kring van Londerzeel v.z.w. - D/1998/8302/1