HET VERHEF
Londerzeel, 1583-00-00

Bij het ontvangen uit de nalatenschap van een leengoed, of ingevolge de afstand door een derde persoon, volgde voor de begunstigde de verplichting om er aan de landsheer een vergoeding voor te betalen. Dit was het heergewade, een soort successierecht. Voor grotere lenen ging het om een som geld, voor kleinere moest een “beste vrome” of een vruchtopbrengst geschonken worden. Verder moest de verkrijger zijn of haar onderhorigheid aan de leenheer betonen, door het zweren van de eed van trouw. De verheffen werden ingeschreven in “leenboeken” met toevoeging van het tijdstip van de overgang, de beschrijving van het goed, de waarde ervan en de betaalde som. Zij werden zorgvuldig bijgehouden. Deze plicht werd verhef of relieve en ook relief genoemd. Voldeed de schuldige niet aan de opgelegde verplichting, dan volgde prompt een aanmaning met als dreigement een rechtsgeding. De aanspraak en slotformule van dergelijke aanmaning mag vreemd voorkomen, doch zij werd in alle officiële stukken gehanteerd. Omstreeks de jaren 1586 - 1589 had Koning Philips II de persoonlijke goederen aangeslagen van de Prins van Oranje-Nassau. En ook deze omstandigheid tekende men aan in de oproep om het verhef te doen. Het navolgende document werd gezonden aan de erfgenamen van Marie Vanden Bossche : Lieve ende Beminde, Bij gebreke van relieve vander hellicht van seven dachwanden leents gelegen binnen der prochie van Londerseele aan ‘t Hagevelt, geheeten Doesbeecxvelt, metten eenen eijnde oft sijde aende goeden [van] Marie Coekenbacx, metter andere zijden aen ‘t Hoochvelt, ter derder aen ‘s Heeren straeten ende ter vierder aende goeden Christoffels Van Assche ende aende goeden wijlen Marie Vanden Bossche, wesende dander hellicht, Bij doode wijlen Marie Vanden Bossche, Soe sommeren wij U bij desen ten eijnde ghijlieden oft ijmandt van Ulieden, des gemechtich [die daartoe gemachtigd is] binnen XIIII daghen naede receptie van desen, compareert voer ons Stadthoudere ende mannen van Leene te Bruessele, ten huijse des heeren Stadthouders, Om aldaer de voerscreven goeden te leene tontfangen ende verheffen die hergeweijden ende aender gewoenelijcke rechten te betaelen, hulde eedt ende manschap doet nae costume ende usancie van desen hove, aengesien de voerscreven goeden leenruerich sijn van onsen Genadighen heeren den Coninck, als heere van Grimbergen over de confiscatie van goeden des Prince van Oraignen, oft bij gebrecke van dien sullen wij genoodicht sijn opde selve goeden te procederen naer desen Leenhoffs rechte tot Ulieden grooten coste ende schade, dwelck beter verhuet ware. Lieve ende beminde, Godt almachtich gespare Ulieden in gesontheijt. Vuijt Bruessel den XXVIIen Novembris 1589. Ulieden goede vrienden, de Stadthouder ende mannen van Leene des Leenhoffs van Grimberghen.

Bron: (Algemeen Rijksarchief Brussel - Schepengriffie nr. 3559)
De Kroniek van Londerzeel - Marcel Slachmuylders - Geschied- en Heemkundige Kring van Londerzeel v.z.w. - D/1998/8302/1