HOEVEN “TER HELLEN” EN “VOORSPOEL”
Londerzeel, 1587-02-20

Van de grootste pachthoeven in Londerzeel uit de 16de eeuw is het hof “Ter Hellen” een der weinige dat vandaag nog als een landbouwbedrijf bestaat. “Delhoef” zoals zij nu gekend is ligt langs de Grote Molenbeek die de scheiding tussen Londerzeel en Malderen vormt. Op 20 februari 1587 veranderde het goed van eigenaar. De overdracht is aangetekend in de notulen van de Schepengriffie van Grimbergen. Elisabeth Cloostermans, een 17-jarige dochter van wijlen Frans Cloostermans heeft, met bijstand van haar voogden voor meier Joos Goossens en de schepenen Frans De Keersmaecker en Christoffel Vanden Vekene van Londerzeel, verklaard afstand te doen van een “winhof” van ongeveer 17 bunders gelegen te Londerzeel en gewoonlijk genoemd “thoff Tusschenbeke, nu thoff Ter Hellen”. De koper was Jeronimus Mas getrouwd met Theodora Nieuport. De overdracht werd bekrachtigd door het Laathof van jonker Adolf van Busleijden, burggraaf van Grimbergen. Later in 1607, nadat het hof ondertussen nogmaals een andere eigenaar heeft gehad, zou “Ter Hellen” in het bezit komen van Peeter Micault, heer van Diepensteijn en Steenhuffel.
(Algemeen Rijksarchief Brussel - Schepengriffies nr. 3566)
Nog geen maand later, op 10 maart 1587, werd in een openbare verkoop de hoeve “Te Voorspoel” van de hand gedaan door de weeskinderen van Antoon Vanden Driessche. De naam van het hof verwijst naar het geslacht “van Voorspoel”, een familie die reeds in het jaar 1539 te boek gesteld is als eigenaars van de hoeve en bijhorend land. De pachthoeve was gelegen op de grens tussen Londerzeel en Wolvertem. Het bestond uit een woonhuis, bijgebouwen, akkers, weiden, een bos en een vijver. Voorspoel omvatte in het geheeld 15 bunder en 3,6 dagwanden. De abdij van Grimbergen was gerechtigd op een jaarlijkse rente van 10 Rijnsgulden ten laste van dit hof. De verkoop gebeurde op drie afzonderlijke koopdagen, waarvan de laatste gehouden werd op 10 maart 1587. Bij het einde van de derde en laatste dag van de verkoping, stak de gemachtigde van de schepenbank een kort eindje kaars aan, want de toewijzing gebeurde bij het “uitgaan van de brandende kaars”. De persoon die bij het opbranden het hoogste bod had gedaan zou de hoeve verwerven. Adriaan Brunels kreeg de palmslag of handslag ter bevestiging van de toewijzing voor de som van 1550 Rijnsgulden, waarop hij 100 “hogen” gesteld had. De “hogen” waren een premie voor het instellen van een hoger bod dan het voorgaande en de helft ervan kwam in handen van de verkoper terwijl de andere helft toegekend werd aan de hoogste bieder.

Bron: (Algemeen Rijksarchief Brussel - Schepengriffie nr. 5301)
De Kroniek van Londerzeel - Marcel Slachmuylders - Geschied- en Heemkundige Kring van Londerzeel v.z.w. - D/1998/8302/1