ANNOTATIE
Londerzeel, 1586-10-09

Arnout De Rijcke was aangesteld als rentmeester over de geannoteerde goederen te Vilvoorde, Grimbergen en Kampenhout en hij legde aan de Rekenkamer van Brabant de rekening voor van zijn beheer over de periode 9 oktober 1586 tot 9 oktober 1588 : Rekeninghe bewijs ende Reliqua Arnouts de Rijcke rentmeester van de geanoteerde goeden inde quartieren van Vilvoirden, Grimbergen ende Campenhout, daertoe gecomitteert [...] ende dat van allen den handel en administrae die hij vande voirscreven geanoteerde goeden gehadt heeft zedert den IXen octobris XV C. zessentachentich tottten IXen octobris XV C. achtentachentich, als van twee geheele jaeren, ende is de selve rekeninghe gemaect in ponden, schellingen ende penninghen arthois. Hij noteerde onder meer de ontvangsten die voortkwamen van de goederen van de Prins van Oranje in het land van Grimbergen. In zijn overzicht beschrijft hij alle dorpen waar geannoteerde goederen liggen. Bij Londerzeel meldt hij vooreerst het Kaasbroekbos, waarvan men op dat ogenblik niet weet aan wie dit toebehoort en of het voor aanslag in aanmerking komt. Verder handelt hij over een hoeve van jonker Willem van Doetinghem, groot met land en bijhorende bossen, 25 bunder. Omdat de hoeve niet verhuurd is, kan er geen aanslag geďnd worden. De taak van Arnout De Rijcke was in het jaar 1596 overgenomen door Adam Van Zande. Dezelfde hoeve van Willem van Doetinghem wordt opnieuw genoteerd, hoewel zij thans in het bezit blijkt te zijn van de Heer van Gougnies, Gouverneur van de Stad Brussel. Als bijkomende noot schrijft hij dat jonker Willem van Doetinghem vroeger in Deventer (Noordelijk Nederland), dus in een verdachte landstreek woonde. In zijn rekening van 1597 tot 1598 wordt nogmaals deze hoeve aangestipt als eigendom van de Gouverneur. De Raadsheer van de Rekenkamer schreef in de rand de opmerking dat de rentmeester in zijn volgende rekening zal moeten doen blijken van wie de ondertussen overleden Gouverneur de hoeve gekocht heeft. De reden hiervoor is dat de verkoper, jonker Willem van Doetinghem de wijk heeft genomen naar het kamp van de vijand. En in de rekening van 1599 tot 1600 brengt hij de gewenste opheldering. De bewuste hoeve is niet het eigendom van de Gouverneur van Brussel maar van jonker Engelbert van Doetinghem die steeds een trouw dienaar van de Koning geweest is : “hem altijt gedient hebbende zijne majesteijt saligher ende nu tegenwoordelijck hunne hoocheden”.

Bron: (Algemeen Rijksarchief Brussel - Rekenkamer, nrs. 18.668, 18.669, 18.670, 18.671)
De Kroniek van Londerzeel - Marcel Slachmuylders - Geschied- en Heemkundige Kring van Londerzeel v.z.w. - D/1998/8302/1