TOVENAAR OP DE VLUCHT
Londerzeel, 1603-11-03

Op heden, 3 november 1603, heb ik Willem Vorsthuijs, meier van Londerzeel, de inventaris gemaakt van de goederen bevonden ten huize van Jeroom Beeckman die, beschuldigd van toverij, met zijn vrouw de vlucht genomen heeft. Ik heb in hun woning de hierna beschreven voorwerpen bevonden. Eerst een gescheurde deken met twee versleten lakens, een slechte tijk, een vuile kussensloop en een kast. Deze voorwerpen zijn overgebracht bij Engelbert Addiers. Verder is er nog aangetroffen een wiel, een vijzel, drie hespen, een kapotte ketel, een houten schotel, een buidel met rogge, een hekel, een zoutvat, een aarden kom, een val, een schop, een vlegel, een pikhaak en twee ledige biekorven. In de keuken stond een kist met ongeveer drie vaten koren, waarvan maalder Frans De Greve een half vat gekregen heeft voor het koren dat hij aan de vluchtelingen geleend had. Verder een zak met drie bussels vlas, een bijenmasker met een gescheurd hemd. De volgende dag heb ik 6 biekorven die met de bijen erin in het bos stonden doen weghalen. Wij hebben vastgesteld dat de voornoemde personen, niettegenstaande het feit dat zij tot driemaal toe bij kerkgebod opgeroepen werden, niet voor ons verschenen zijn. Zij hebben ook niemand van de hunnen afgevaardigd, wat nochtans verplicht is op straf van inbeslagneming van al hun goederen ten voordele van de leenheer. Ondanks de bedreiging met lijfstraffen heeft geen van beiden aan de oproep gevolg gegeven. Na de drie oproepen werd volgens gebruik de dag van gratie [vierde en laatste termijn] geproclameerd. Ook hiervan werd kennis gegeven aan hun naaste vrienden, maar bleef zonder gevolg. Daarom verzoek ik de heren schepenen de vermelde goederen als inbeslaggenomen te verklaren. Ik verklaar bij deze dat hiertoe alle vereiste voorwaarden vervuld zijn. Willem Vorsthuijs, meier.

Bron: (Algemeen Rijksarchief Brussel - Schepengriffie nr. 5193)
De Kroniek van Londerzeel - Marcel Slachmuylders - Geschied- en Heemkundige Kring van Londerzeel v.z.w. - D/1998/8302/1