BELEDIGING VAN DE HULPMEIER
Londerzeel, 1612-00-00

De opponenten van de herrie die uitbrak in het jaar 1612 en voor de vierschaar gebracht werd, waren de substituut-meier van Londerzeel Jan De Bleser en herbergier Jan Van Hullegaerden. De hulpmeier kwam in gezelschap van enkele schepenen in de herberg van Jan Van Hullegaerden. Het was op een dag in juni en de bezoekers waren binnengekomen om een pot bier of twee te drinken. Omdat het goed weer was zaten ze buiten, vóór de herberg. De waardin bracht voor ieder een pot bier en de mannen spraken onder elkaar over allerlei gemeentezaken. Zij hadden het ook over de verschillende verpachtingen, zoals dit van het “grootbier” of “gruitbier”, waarvan de opbrengst ten goede kwam van de Prins van Oranje. Het ging hier over een belasting op het brouwen van een bepaalde biersoort van een betere kwaliteit, waarin nogal wat kruiden gemengd werden. De inning van de belasting op dergelijke brouwsels werd gewoonlijk verpacht voor een kleine vergoeding en Jan De Bleser, de substituut-meier, had zelf deze belasting ingepacht. Op het ogenblik dat zij over de belasting op het gruitbier spraken kwam herbergier Van Hullegaerden plots naar buiten gelopen en hij begon de substituut voor al wat lelijk is uit te schelden, eraan toevoegend dat hij hem, meier of niet, tegen de grond zou slaan. Hij eiste verder dat de substituut zijn zwaard, dat hij van ambtswege droeg, zou afleggen opdat hij zijn kwaad voornemen om te vechten kon uitvoeren. Jan De Bleser bleef kalm onder dit geraas en hield zijn zinnen bij elkaar. Met de beste bedoelingen en in alle kalmte nam hij zijn hoofddeksel af en zei tot Van Hullegaerden : Bij aldien u eenich haer van mijn hooft competeert, treckt het daer uijt, maer siet voor u wat ghij doet. Ziende dat de substituut niet bevreesd was, noch voor hem noch voor zijn dreigementen, ging de herbergier terug binnen. Twee dagen later deed de hulpmeier zijn inspectieronde langs de wegen, de grachten en waterlopen om mogelijke verwaarlozing of inbreuken op de voorschriften van onderhoud vast te stellen. Hij was opnieuw in gezelschap van enkele schepenen. Wanneer de rondgang afgelopen was gingen zij samen terug naar de herberg waar Van Hullegaerden woonde, met de bedoeling een verfrissing te gebruiken. De herbergier was zelf niet thuis. Het bleek dat hij elders zelf op herbergbezoek was. Maar even later kwam hij naar huis en de substituut-meier bracht hem persoonlijk voor de goede verstandhouding een pot bier, die echter door Van Hullegaerden geweigerd werd. Hij begon in tegendeel opnieuw te schelden waarbij hij de substituut verweet voor dief en schelm. Jan De Bleser nam dit niet langer en betekende hem op staande voet een procesverbaal voor belediging van een officier in dienst van de Prins van Oranje. En omdat de beledigingen gepaard gingen met dreigementen uitgebracht terwijl hij een bijl in de hand hield, werd een strenge bestraffing voor de vierschaar geëist. Van Hullegaerden moest blootshoofds, blootsvoets en in zijn onderkleding, met in zijn hand een wassen kaars, openbaar vergiffenis vragen. Bovendien werd hij met een geldboete bestraft.

Bron: (Algemeen Rijksarchief Brussel - Schepengriffie nr. 5191)
De Kroniek van Londerzeel - Marcel Slachmuylders - Geschied- en Heemkundige Kring van Londerzeel v.z.w. - D/1998/8302/1