DE RIDDER VAN JERUZALEM
Londerzeel, 1622-00-00

Een rechtsgeding dat in het jaar 1622 zijn beslag kreeg, heeft aanleiding gegeven tot de volgende aantekening : ... waerachtich te sijne dat wijlen heer Franchois De Beer, Ridder van Jeruzalem, eertijts hadde gemaeckt ende gelaeten aenden heijligen geest oft huijsarmen van Londerzele eene erffelijcke corenrente van eenen sack rocx Mechels tsiaers ende de selve beseth op sijne hoeve gelegen tot Londerzele, genoempt de hoeve Te Schrieck ... Dit hof, waarvan nog sporen terug te vinden zijn, lag in de Meerstraat, juist over en langsheen de huidige spoorlijn. Wie echter de “Ridder van Jeruzalem” was blijft een raadsel. Zijn naam met titel komt veelvuldig voor in de oude handschriften en het is volstrekt zeker dat hij in Londerzeel woonde. Een manuscript van 20 maart 1579 bevat de aantekening “Franchois De Beer, riddere, woonende te Londerseele” (Schepengriffie nr. 5156). Er leefde ook een ridder Jan De Beer die getrouwd was met Agneese Andries. Hij ontving op 8 oktober 1571 een goed in leen van de heren van Ursene (Schepengriffie nr. 9240). Volgens zijn testament was deze reeds overleden op 27 mei 1581. (Schepengriffie 5217). Een naamgenoot van Jan De Beer komt voor in het jaar 1616 als brouwer in “De Kroon” (Schepengriffie nr. 5192). De erfgenamen van wijlen Frans De Beer, in leven ridder van Jeruzalem, verkochten op 9 december 1604 de hoeve “Te Schrieck” aan jonker Jan Spangenberger (Schepengriffie nr. 5216). Onder deze erfgenamen bevonden zich afstammelingen van de edele familie van Blaesvelt (Schepengriffie nr. 5215) zoals bijvoorbeeld Jan van Blaesvelt, zoon van wijlen Frans en van Anna De Beer (3 juli 1604 - Schepengriffie nr. 5215). In Londerzeel woonden de adellijke geslachten op het kasteel van Ursene en een andere familie op het Schaliënhuis in de Maldersesteenweg. Het geslacht De Beer komt in geen enkel familieverband met deze edelen voor. Wellicht was de titel van Frans De Beer een kerkelijke onderscheiding verworven wegens belangrijke schenkingen of naar aanleiding van de Kruisvaarten. Tussen het jaar 1096 en 1268 werden acht grote kruisvaarten ingericht. Europese legers trokken naar het Heilig Land om er de heilige plaatsen voor de Rooms-katholieke Kerk veilig te stellen. In 1464 werd een laatste kruistocht aangevoerd door Paus Pius II, waarvan de afloop een jammerlijke mislukking was. Vorsten en hun vazallen, alsmede de kerkelijke overheid riepen de bevolking op om aan de tochten deel te nemen. Ook in Londerzeel werd deze oproep verspreid en het is bijgevolg niet uitgesloten dat een der voorzaten van Frans De Beer, in het spoor van een plaatselijke krijgsheer, aan de kruisvaart van zijn tijd deelgenomen heeft en zo een kerkelijke onderscheiding verwierf die op zijn afstammelingen overgedragen werd.

Bron: (Algemeen Rijksarchief Brussel - Schepengriffie nr. 5162)
De Kroniek van Londerzeel - Marcel Slachmuylders - Geschied- en Heemkundige Kring van Londerzeel v.z.w. - D/1998/8302/1