HET RECHT VAN HET BESTE PAND
Londerzeel, 1626-00-00

Sinds onheuglijke tijden had de landsheer de mogelijkheid om, bij het overlijden van een onderhorige die een “keurhoeve” in leen hield, het beste pand uit het huis voor zich op te eisen. Dit voorrecht werd gedurende vele eeuwen ook toegepast tot grote vrees en ongenoegen van de leenmannen die niet alleen het overlijden van een gezinshoofd betreurden, maar bovendien ook nog hun meest waardevol bezit moesten afstaan. Het spreekt vanzelf dat de getroffen families in ernstige moeilijkheden konden geraken, maar zij hadden geen enkele mogelijkheid om aan deze onbarmhartige uitbuiting te ontsnappen. Het beste pand of “kateil” kon van alles zijn : letterlijk het beste van wat zich in de woning, de stal, schuur of veld bevond kwam in aanmerking. De heer kon rustig uitkiezen wat hem het meest beviel. De hofsteden die aan dit recht onderworpen waren noemde men “keurhoeven” of “keurgoederen”. De landsheer of zijn gemachtigde kwam ter plaatse “keuren”. Wat zijn voorkeur genoot moest door de nabestaanden van de leenman aan de heer geschonken worden. Op een bepaald ogenblik is dit recht in onbruik geraakt en vervangen door een cijns of belasting, te betalen bij het overlijden van de leenman. In het jaar 1626 schreef drossaard jonker Maximiliaan De Mol een lijst met de namen van al degenen die nog een “beste pand” aan de landsheer moesten overdragen. Andere rekeninghe, bewijs ende reliqua des voorschreven jonker Maximiliaen De Mol, van sijnen ontfanck bij hem gehadt over verscheijden keuren die binnen der prochie van Londerseele vervallen sijn over diverssche persoonen die deser werelt overleden sijn ende die welcke over henne goeden oft eenighe van dijen, als dije selve commen te overlijden eenen keur subject sijn, te weten den besten pant vande beestiaelen als die opde selve goeden bevonden wordden, soo wanneer dat den keur nijet en is verheven. Emmers als die selve overleden persoonen te voorens opt keurboeck voor sterffman gestaen hebben. Ende welcken keurboeck vele jaeren verdonckert is geweest, soo datmen tot noch toe den originaelen nijet en heeft connen becommen [...] soo dat uijt seeckere copie die welcke tegenwoordelijck berustende is onder den deurweerder Slachmolen, tot het vernieuwen vanden selven die voorschreven keuren heeft doen verheffen soo ende gelijck hier naer volght... Drossaard De Mol stipte in zijn verslag aan dat er in Londerzeel verscheidene personen overleden waren, wier goederen onderworpen waren aan het recht van “het beste pand” van de veestapel indien de belasting op de overdracht van het leen niet betaald was. De leenmannen bij wier afsterven de belasting verschuldigd was heetten “sterfmannen”. Hun namen stonden ingeschreven in een “keurboek”. Het was nu zo dat het origineel keurboek sedert vele jaren zoek geraakt was. Om de “keur-rechten” te controleren maakte drossaard De Mol gebruik van een afschrift dat berustte bij de deurwaarder. Aan de hand daarvan heeft hij de keuren opnieuw ingeschreven.

Bron: (Algemeen Rijksarchief Brussel - Schepengriffie nr. 9521)
De Kroniek van Londerzeel - Marcel Slachmuylders - Geschied- en Heemkundige Kring van Londerzeel v.z.w. - D/1998/8302/1