“AEN DE WEDERSIJDE REBELLICH”
Londerzeel, 1628-03-28

David Lemmens had met de erfgenamen van wijlen Engelbert De Bie een mondeling akkoord over de aankoop van hun hofstee, gelegen achter de kerk van Londerzeel. De overeenkomst was beklonken met de gebruikelijke palmslag voor de som van 1150 Rijnsgulden. Maar al vlug bleek dat de verkoop van de erfgenamen De Bie niet helemaal in orde was. Er ontbrak namelijk een geschreven volmacht van één der mede-erfgenamen, te weten Simon De Bie. Toen de raadsman van David Lemmens, de kandidaat-koper, naar deze volmacht vroeg nam de zaak een onverwachte wending. Het bleek dat de volmacht geschreven was ten tijde dat Simon De Bie met de rebellen vocht tegen het leger van de Spaanse koning. Als gevolg daarvan waren destijds al zijn goederen in beslag genomen, was hij van alle rechten vervallen verklaard en werd hij zelfs als “overleden” beschouwd. Zijn aandeel of paart in erfgoederen kon niet aan een ander persoon overgedragen worden en de bewoordingen waarin deze toestand beschreven staat lieten geen enkele twijfel bestaan : “... dat Sijmon De Bie inde voorschreven hoffstede hadde paert ende deel, den welcken alsdoen oijck was aende wedersijde rebellich tegen sijne Conincklijcke Majesteijt, waer dore alle sijne goeden in alles ipso jure [door dit recht zelf] waren geconfisqueert ende oversulcx tsijnen respecte nijet alienabel [vervreemdbaar], inder vuegen dat die voorschreven pretense procuratie, die bij hem alsdoen was gegeven geweest, egeen effect en was sorterende, soo uijt dijen dat die was gepasseert bijde wedersijde ende bij dengenen die civiliter mortuus was ...” David Lemmens wenste ten gevolge van dit alles aan de koop van de hofstede te verzaken. Maar de erfgenamen De Bie daagden hem voor de rechtbank onder betichting van contractbreuk. In zijn verweerschrift argumenteerde David Lemmens dat hem was verzwegen dat Simon De Bie medegerechtigd was in de hofstede; dat de door hem geschreven volmacht geen waarde had; dat hij nooit de bedoeling heeft gehad om aangeslagen goed te kopen en tenslotte, dat deze omstandigheden niet waren voorgelezen op het ogenblik dat hij de palmslag heeft aanvaard. Op 28 maart 1628 deed de vierschaar uitspraak over dit geschil : “Gesien bijde schepenen der banck van Londersele tproces der voorschreven partijen in alder vuegen ende manieren gelijck tselve alsvorens voor hun is geïnstrueert, wijsen ende vercleren die voorschreven schepenen ter manissen huns meier, naer dijen sij hebben gehadt leeringe vande schepenen van Sijne Majesteits hooftbancke van Uccle, voor recht dat die voorscreven aenleggeren [de erfgenamen De Bie] om bij hunnen aenspraecke tegens den voorschreven gedaeghde geconcludeert te hebben, soo ende gelijck sij dat hebben gedaen, nijet en sijn ontfanckbaer. Condempnerende tot dijen die selve aenleggeren inde hellicht vande costen van desen processe, soo ten principalen als in materie van relieffvemente dandere hellicht om redenen compenserende. Aldus gepronuntieert tot Londersele, in gebannen vierschaere in presentie van beijder partijen procureurs [...]”.

Bron: (Algemeen Rijksarchief Brussel - Schepengriffie nr. 5160)
De Kroniek van Londerzeel - Marcel Slachmuylders - Geschied- en Heemkundige Kring van Londerzeel v.z.w. - D/1998/8302/1