VERBANNING UIT HET LAND VAN GRIMBERGEN
Londerzeel, 1631-02-25

Marrij Horandt was gevangen genomen en verscheen voor de vierschaar. Zij werd beticht van te vagebonderen en lange tijd in deze streek vertoefd te hebben onder rabauwen en dieven, waarmee zij ook vleselijke betrekkingen zou gehad hebben. Zij is veelvuldig aanwezig geweest bij en medeplichtig aan diefstallen van onder meer kippen, eenden en ganzen. De drossaard eist de navolgende bestraffing : “... dat sij sal worden gestelt aen eenen staeck oft pilorijne ende aldaer gegeeselt te wordden ende voorts gebannen ten eeuwighen daeghe uijten Lande van Grimberghen, op pene vande galge ...” De uiteindelijke strafmaat wordt aan de schepenen overgelaten. De vierschaar besluit dat de gevangene niet aan de schandpaal moet gesteld worden, maar houdt de verbanning toepasselijk “... ten eewighen daeghe uijten voorschreven Lande van Grimberghen op pene vanden galge [...] Aldus gepronuncieert opden 25sten februarii 1631”.

Bron: (Algemeen Rijksarchief Brussel - Schepengriffie nr. 5117)
De Kroniek van Londerzeel - Marcel Slachmuylders - Geschied- en Heemkundige Kring van Londerzeel v.z.w. - D/1998/8302/1