ONTWETTIGE HANDELINGEN VAN MEIER PEETER DE GOUIJ
Londerzeel, 1632-00-00

Drossaard jonker Maximiliaan De Mol legde een nauwkeurige lijst aan van de onkosten die hij maakte bij de uitoefening van zijn ambt. Het is hieraan te wijten dat de door meier Peeter de Gouij gestelde onwettige handelingen, waarvoor hij in het jaar 1632 geschorst werd, thans bekend zijn. Het ging namelijk om het benoemen van “meisseniers”. Sommige inwoners van het land van Grimbergen konden dit bevoorrecht “statuut” verkrijgen als zij onder meer een geschreven bewijs van hun afstamming uit een “wettig bedde” konden voorleggen. Het toekennen van het “meissenierschap” was echter een voorrecht dat uitsluitend aan de graaf van Nassau toekwam en meier de Gouij had blijkbaar deze beperking over het hoofd gezien. In zijn secuur bijgehouden onkostenstaat schreef de drossaard : “... Item alsoo tot kennis van sijne Excellencie den heere grave van Nassauw is gecomen dat Peeter De Gouij, meijer van Grimbergen, hem heeft vervoordert te brenghen eenighe schepenen van Grimbergen, metten meijer vanden heere baron Jaecques de Bergues genaempt Ferrij Loerants, binnen der heerelijckheijt ende prochie van Londerseele omme aldaer te maecken diverssche meijssenierlieden, welcke schepenen ende meijer hen oock souden vervoordert hebben over het creeren der selver te staen, alles bij nieuwicheijt, usurpatie ende invasie vande jurisdictie ende gerechticheijt van sijne voorschreven Excellencie. Ende omme hier inne behoorelijck te versien heeft hij rendant [drossaard De Mol] van sijne voorschreven Excellencie ontfangen sekere acte de date 21en Meije 1632, van dat hij hem rendant soude transporteren naer Grimbergen, Londerseel, Bruijsseghem als andere dorpen ende aldaer die acten over die creatie vanden voorschreven meijssenier lieden met interventie vanden voorschreven meijer ende schepenen gedaen, te casseren, annuleren, doodt ende te nijette doen, alles volgens den inhout vande voorschreven acte hier mede gaende. Ende heeft hij rendant hieromme laeten maecken acht oft negen beschrijff brieven [bevelschriften om voor de bevoegde overheid te verschijnen] omme op alle de dorpen opde kerckdeuren te plecken ende daer voor betaelt eenen gulden ende vier stuijvers. Ende aengesien hij rendant in dese saecke, soo vant reijsen van d’een dorp op dander, tenminste heeft gevaceert den tijt van vijff daeghen ieder dach tot sesse guldens, compt t’saemen de somme van XXXI gulden, IIII stuijvers”.

Bron: (Algemeen Rijksarchief Brussel - Schepengriffie nr. 9521)
De Kroniek van Londerzeel - Marcel Slachmuylders - Geschied- en Heemkundige Kring van Londerzeel v.z.w. - D/1998/8302/1