De familieleden Verdickt sloten op 13 maart 1647 een overeenkomst voor de minzame
verdeling van een hofstede met schuur en stal in het dorp te Londerzeel.
Het goed werd begrensd door de weg die naar de Mechelsestraat loopt, de goederen van
Peeter van Overloop en van Geeraard Goossens en door de Ridderstraat. De hoeve met
het aanpalend erf werd toegewezen aan Gielis Verdickt.
Onder de lasten waarmee het eigendom bezwaard was en die verplicht in de geschreven
opvereenkomst moesten opgenomen worden, springt vooral de jaarlijkse belasting van 9
mijten in het oog, verschuldigd aan de dorpsheer “... over het leggen van de goete door den steenwech ...”.
Verder moest ook een jaarlijkse cijns betaald worden aan de heer van het Laathof “Ter
Mannen” ook genaamd “De Vier Mannen”, bestaande uit een geldsom van 18 Leuvense
penningen en uit de levering van anderhalve kapoen of de tegenwaarde ervan in geld.
Bron: (Algemeen Rijksarchief Brussel - Schepengriffie nr. 5225)
De Kroniek van Londerzeel - Marcel Slachmuylders - Geschied- en Heemkundige Kring van Londerzeel v.z.w. - D/1998/8302/1