Op 17 juni 1666 gingen Joannes Van Opstal, baccalaureaat in de Godgeleerdheid en
pastoor van Londerzeel en jonkheer Marcus Vander Vekene, heer van Berent en bewoner
van het kasteel “Schaliënhuis” op Sneppelaar een ruiling van gronden aan.
Jonker Vander Vekene wilde namelijk een dreef verlengen die hij op zijn eigendom geplant
had en om dit uit te voeren moest hij enkele percelen grond verwerven die toebehoorden
aan de kerk van Londerzeel. Er werd een akkoord voor omwisseling van gronden bereikt
en met de instemming van de Aartsbisschop van Mechelen en de schepenbank van
Londerzeel werd een protocol opgesteld.
Naast het aanbod van evenwaardige onroerende goederen gaf de kasteelheer een
bijkomende som geld aan de kerk wat in de overeenkomst als volgt geformuleerd werd :
“... Dat den selven heere Vander Vekene noch voor eene courtoisie ofte recognitie heeft
geloeft te gevene de somme van 62 rinsguldenen om daer mede gecocht te worden goude
lederen tot chiraet vanden hoogen Choor der voorschreven kercke ...”
Niet zonder een zweem ijdelheid werd hieraan toegevoegd
“... midts tfaveur hebbende van inde selve gestelt te woorden sijne wapenen ...”.
Bron: (Algemeen Rijksarchief Brussel - Schepengriffie nr. 5249)
De Kroniek van Londerzeel - Marcel Slachmuylders - Geschied- en Heemkundige Kring van Londerzeel v.z.w. - D/1998/8302/1