De erfgenamen van ridder Igram Van Achelen hadden uit de nalatenschap van hun
overleden familielid het leen van Oudenhove ontvangen. Het leen was op dat ogenblik nog
steeds belast met een hypotheek ten voordele van wijlen Eerwaarde Heer Nicolaas De
Clercq, gewezen pastoor van Baasrode.
De nabestaanden en testamentuitvoerders van wijlen de pastoor en de kandidaten voor de
erfenis van Igram Van Achelen vochten hun meningsverschil uit voor de rechtbank. Uit de
pleidooien die in dit geschil werden gehouden in het jaar 1689 blijkt duidelijk dat in het
land van Grimbergen een afwijkende regel van kracht was inzake de erfopvolging. De
jongste zoon had namelijk voorrang voor het verkrijgen van een leen ten opzichte van de
oudste.
“... Dat alnoch notoir is dat binnen den lande van Grimbergen de leenen vallen ende
succederen opden jonghsten sone, inder vuegen gelijck sulcx alomme elders in Brabant wort
geplogen ten opsichte van den ousten”.
Overal elders in Brabant kwam de oudste zoon in aanmerking voor de erfopvolging, maar
in Grimbergen daarentegen was het de jongste : “... dat deselve leengoederen, als liggende onder Grimbergen, mette doodt vande selve hunne moedere, overgecomen inden jaere 1684, sijn gesuccedeert op haren jonghsten sone ...”.
In het land van Grimbergen kende men het woord “jongerschap”, wat betekent dat in
erfeniszaken de jongste zoon voorrecht heeft : “Alleen zij hier vermeld dat het woord
jongerschap bijzonder toepasselijk was op het gebruik in het Land van Grimbergen,
volgens welk de vaderlijke woonst ten deel viel aan den jongsten zoon”. (K.F. Stallaert -
Glossarium van verouderde Rechtstermen).
Bron: (Algemeen Rijksarchief Brussel - Schepengriffie nr. 5192)
De Kroniek van Londerzeel - Marcel Slachmuylders - Geschied- en Heemkundige Kring van Londerzeel v.z.w. - D/1998/8302/1