Er waren nog vele partijen bos in Londerzeel, zoals trouwens ook in de omliggende
gemeenten. Van één partij kan de oorsprong achterhaald worden tot het jaar 1456. Het
was het “Berckenenbossch” dat op 31 maart 1456 door Jan Van Heymbeke verkocht werd
aan Gielis Vanden Beempde en zijn vrouw Ida van Purmont. Het bos bestond
hoofdzakelijk uit heesters of struikgewas en lag op een punt waar de straat naar Steenhuffel
en een weg naar de hoeve “Ten Trappen” samenkwamen. Het besloeg een oppervlakte van
ongeveer 6 bunder.
Het past hier een woordje over de oude landmaten te plaatsen. In Londerzeel waren de
oude Brusselse maten in gebruik en dit op volgende basis :
1 vierkante roede van 20 voeten en 1/3 lengte [1/3 voet werd “zool” genoemd]
is gelijk aan +/- 0,31 are,
1 dagwand is gelijk aan +/- 31,43 are,
1 bunder is gelijk aan +/- 1,25 hectare.
100 vierkante roeden maken 1 dagwand uit en 4 dagwanden vormen 1 bunder.
Er waren nog andere maten gekend zoals een “oud bunder” dat slechts 360 roeden inhield.
Een “dachmaal” is gelijk aan “dagwand”. Verder kende men ook nog een “gemet”, gelijk
aan een oud bunder.
Van het woord bunder zijn enkele andere woorden afgeleid zoals het “bunderboek” wat
betekent erfregister of kadaster, en “bundergeld” dat synoniem is van grondbelasting.
Het Berkenbos was tot 9 december 1564 eigendom van Jeroom Rattaldo. Op deze datum
verkocht hij het aan Jan Vanden Gersmoirtere en zijn vrouw Anna Knobbout. Op 19
februari 1610 werd het doorverkocht door Jan Vanden Gersmoirtere en zijn
medeërfgenamen, afstammelingen van wijlen Jan en van Anna Knobbout, aan ridder
Philippus Pratz.
Bron: (Algemeen Rijksarchief Brussel - Schepengriffie nr. 3558)
De Kroniek van Londerzeel - Marcel Slachmuylders - Geschied- en Heemkundige Kring van Londerzeel v.z.w. - D/1998/8302/1