In de maand maart van het jaar 1708 ontmoette Josina Goijvaerts, 38 jaar en getrouwd
met Wouter Kerremans, op klaarlichte dag Jan Van Thienen in het Gasthuisbos van
Mechelen. Het bos werd ook “De Strael” genoemd en lag langs de huidige Bloemstraat in
Londerzeel-Sint Jozef.
Van Thienen greep haar vast en zei dat hij haar hebben wilde en dat zij hem moest laten
begaan of hij zou haar van onder tot boven opensnijden. Toen haalde hij zijn mes boven.
Josina bood moedig weerstand aan haar overweldiger, maar hij greep haar opnieuw vast en
wierp haar op de grond. Na vele weigeringen en alleen om haar leven te redden moest zij
hem tenslotte laten begaan. Van Thienen heeft haar toen tegen wil en dank verkracht.
Doch daar bleef het niet bij.
In de voormiddag van 13 juli 1708 is hij haar thuis komen opzoeken. Haar echtgenoot was
afwezig, want hij was de dag tevoren samen met zijn oudste zoon van huis vertrokken om
in de Polders te gaan werken. Van Thienen greep haar opnieuw vast en duwde haar
omver. Hij trok haar rokken en hemd omhoog, van onder tot op haar hoofd, zodanig
“... dat sij met haere schaemelheijt in presentie van haere twee kinders bloot was liggende, waertegens sij [...] soo veele was resisterende dat sij den voorschreven Jan Van Thienen ten langen leste uijt haeren huijse heeft ghecreghen”.
Op 16 juli 1708, het was zaterdagnacht, had Josina haar deur afgesloten en was met haar
drie kinderen gaan slapen. Op een listige manier wist Van Thienen het huis binnen te
dringen en terwijl zij sliep riep hij tweemaal haar naam. Josina werd wakker en riep haar
kinderen bij zich. Zij was bijzonder verontwaardigd door de inbraak van haar belager en
schreeuwde “gij hondt, gij schelm [...], gij sult mij weder comen stooren. Doedet, ik sal u den greep door uw hert steken ...”, en met nog meer verwijten joeg zij hem buiten waarop hij de vlucht nam.
Josina werd nog een derde keer aangerand. Op een andere avond in juli kwam Van
Thienen opnieuw “... vraegende aen haer oft sij niet nieuws en hadde”. Josina wees hem weerom af, waarop haar ongewenste minnaar uitvoer “... wat hebdij met Joos Janssens daer gedaen ? Hij heeft u daer brauss gevogelt ...”.
Josina was ten zeerste verontwaardigd en ontkende woedend de beschuldiging. Daarop
greep hij haar opnieuw vast en duwde haar omver. Hij kneep haar keel dicht en na een
hevige worsteling greep hij weerom zijn mes “... seggende, laet mij gaen oft ik sal u open
scheurpen, treckende daertusschen [...] haer silveren eijser van haer hooft ende is alsoo daermede vertrocken ende tselve ijser gehouden ...”.
Bij haar ondervraging vertelt Josina later nog dat Van Thienen een maand of 10, 11
geleden in het huis van Jan Van Saelen kwam, op de Achterheide. Het was het laatste huis
op het grondgebied van Londerzeel. Josina was daar samen met haar man en enkele andere personen, “... drinckende eenige potten bier ...”.
Haar echtgenoot ging alleen naar huis en toen hij weg was heeft Van Thienen haar
opgesloten in het woonhuis van Van Saelen.
“... Ende naerdemael sij deponente uijtten selve huijse is geraeckt, is den voorschreven Van Thienen haer gevolght met sijn bloot lichaem, hebben niet aen dan broeck, caussen ende schoenen, ende haer opden wegh achterhaelt hebbende, heeft haer aengepackt, treckende haer onderste [kleren] in stucken van een seggende gij hoer ende andere infaeme woorden, sijnde sijn voorder quaet opset alsdoen belet door Gillis Janssens, Jooris Nieuwlants ende Jan Schellemans”.
Bron: (Algemeen Rijksarchief Brussel - Schepengriffie nr. 5178)
De Kroniek van Londerzeel - Marcel Slachmuylders - Geschied- en Heemkundige Kring van Londerzeel v.z.w. - D/1998/8302/1