Op 29 augustus 1710 verleenden de schepenen en bedezetters van Londerzeel volmacht
aan hun meier om stappen te doen voor de inrichting van de dinsdagmarkt. Zij
onderschreven hiervoor een rekwest :
“Wij borgemeester, schepenen ende bedesetteren der prochie ende heerlijckheijt van Londerseel verclaeren bij desen te constitueren ende maghtigh te maecken Sieur Anthoen Robberechts onsen meijer, om in onsen naem ende van onsen tweghen als inden naem van onse gemeijnte, te compareren binnen de stadt Brussel, om aldaer requeste te presenteren in sijne majesteits Souvereijnen Raede van Brabant, ofte aende edele heeren van zijne majesteit finantien, daer des behooren sal,
ten eijnde om voor onse gemeijnte te becomen permissie van binnen de selve onse prochie te moegen houden eens ter weken, alle Dijnsdaegen, eene vrije mert van graenen, vlas, hop, als andere ete-waeren, mits de verre ongelegentheijt vande steden,
mitsgaders om eens tsjaers te moeghen houden eene vrije Jaer mert van drije daegen, van
peerden, coijen, verckens als andere bestiaelen, telcken jaere den 1sten dagh te beginnen den 1sten maendagh naer heijlig kruijsvindingh inde maendt maije, alsmede om te moegen doen betaelen tot behoeff van onse prochie voor casaije gelt van ider vrempt peert, een oort voor elcke reijse.
Gelovende te houden voor goedt, vast ende van weerden allen tgene onsen voorschreven
geconstitueerden ende gemachtighden daer inne sal commen te doen, onder verbintenissen
van onse persoonen ende goederen als de gene van onse gemeijnte, onder die renuntiatie als naer rechte. Actum desen 29 Augustij 1710".
Deze machtiging voor de meier werd ondertekend door Cornelis Mertens, Frans De
Kersmaker, Philips Van Rooij, Jan Verbesselt, Karel Robberechts, Jan De Roover, Steven
Vanden Sande, Augustijn De Smedt, Cornelis Talboom, Gillis Robberechts, Peeter Van
Inghelgom, Adriaan De Decker, Hendrik Van Aken en verder met een merkteken Adriaan
Vercrommen.
Op 28 en 29 augustus 1710 begaf de meier zich bij de drossaard Van Veen in Brussel “... om eens te informeren ende stollisteren aen wie ende op wat manieren men soude moeten handelen tot het becommen van eene ocktroije tot eene weckelijcke ende jaerelijcxse vrije mert ...”.
Antoon Robberechts legde opnieuw een verzoek voor tijdens zijn verblijf in Brussel van 2
tot 5 september 1710 “... ten ende om requeste te presenteren in sijne maijistijts raede van finantie om te becommen permisse om tot Londerseel te moeghen hauden eene vrije merte ...”.
Een volgende bespreking had plaats op 10 en 11 oktober 1710 en nogmaals op 7 en 8
november, ditmaal om de beloofde vergunning af te halen. Maar de Raad van Financiën
deelde aan de meier mee dat voor het marktrecht een jaarlijkse cijns van 18 gulden zou
moeten betaald worden. De meier liet de vergunning waar ze lag onder voorwendsel dat
hij hiervoor eerst de raad van de Londerzeelse schepenbank moest inwinnen.
Tijdens de maanden december 1710, januari en juni 1711 werden nogmaals besprekingen
in Brussel gehouden.
Het is niet geweten wanneer precies de vergunning afgeleverd werd. Het staat echter vast
dat de wekelijkse markt reeds in het jaar 1753 ingericht was. Dit blijkt uit een geschrift dat
strenge richtlijnen bevat ter beteugeling van de misbruiken die ontstaan waren ten
opzichte van het wegen der koopwaren.
Op last van de administrateur der prinselijke domeinen van de Oranje’s in de Oostenrijkse
Nederlanden, werd Hendrik Zegers uit Londerzeel aangesteld als officiële weger van alle
koopwaren die op de wekelijkse markt verkocht werden. De weging moest gebeuren met
gemerkte schalen en gewichten die Hendrik Zegers zich op zijn kosten moest aanschaffen.
Hij moest zijn “... voorschreven functie wel ende getrouwelijk bedienen, sonder aan ijmant eenigh voor ofte naadeel te doen, directelijk ofte indirectelijk, ende sal zijnen eed moeten doen in handen van die vande weth van Londerzeel”.
Bron: (Algemeen Rijksarchief Brussel - Schepengriffie nr. 5194)
De Kroniek van Londerzeel - Marcel Slachmuylders - Geschied- en Heemkundige Kring van Londerzeel v.z.w. - D/1998/8302/1