Omstreeks acht uur ‘s avonds op de dag van 6 juni 1741 ontstond er groot kabaal in de
herberg “Het Parochie Huijs”. Op dat ogenblik kwam Peeter Caluwaerts in hevige
opwinding buitengelopen. In de gelagkamer bevond zich nog Jan Vander Veken. Marie
zijn dochtertje van 13 jaar kwam haastig binnen en riep “... vaerken, vaerken, slaet u gaeij
want Peeter Caluwaerts heeft een bloot mes in sijne handen ...”.
De waard en zijn klant schrokken en gingen naar buiten om te zien wat er gaande was. Zij
zagen Clara Rottiers, de vrouw van Jan vol angst zitten wenen op de bomen die vóór het
huis van Cornelis Hiel, achter de kerk lagen.
Rond 10 uur kwam pastoor Adriaan Baetselier daar voorbij en Clara vertelde hem van de
ruzie tussen haar man en Peeter Caluwaerts en van haar vrees voor zijn leven. De pastoor
maande haar aan om naar huis te gaan en hij ging zelf met haar mee tot aan de deur van
haar woning, terwijl hij haar trachtte te troosten en kalmeren.
Tijdens het gerechtelijk onderzoek dat kort daarop volgde verklaarde zij :
“... Naer weijnighe woorden gesproken te hebben quamp met groote heftigheijt ende furie
geloopen, tot dicht bij den heere Pastoir, sekeren manspersoon roepende « staet mort Dieu,
oft dat moet’er door ! ». Dat den selven manspersoon gewapent was met eenigh geweir, tgene sij door de duijsterheijt niet en conde kennen.
Dat den [...] heere Pastoir het selve met sijne handen heeft affgeweirt ende seijde aende
selven persoon “ « siet wat gij doet, ick ben den Pastoir ». Dat den selven daer op heeft
geantwoort in verbis : « sijt gij den pastoir, soo veel te beter ist ».
Dat den selven manspersoon alsdan hem heeft ge[re]tireert ende is wegh gegaen, het
kerckhoff ront, den steenwegh in. Voorts verclaert sij deponente dat sij den voorschreven mans persoon niet precies en conde kennen, maer soo haer dochte dat het de spraecke ende postuer was van Peeter Caluwaerts. Dat den [...] heere Pastoir den [...] manspersoon is naer gegaen, het kerckhoff ront ende alsoo is gegaen tot aenden huijse vanden heere [meier Adriaan Verhavert], ende aldaer heeft geclopt op de poorte ...”.
Bron: (Algemeen Rijksarchief Brussel - Schepengriffie nr. 5183)
De Kroniek van Londerzeel - Marcel Slachmuylders - Geschied- en Heemkundige Kring van Londerzeel v.z.w. - D/1998/8302/1