DE ZUSTERS URSULINEN IN LONDERZEEL
Londerzeel, 1837-01-01

Op verzoek van pastoor Augustinus Elias Cruckx kwamen in het jaar 1837 drie zusters van de orde der Ursulinen in Melsbroek naar Londerzeel om er een aanvang te maken met het onderwijs voor meisjes. Aanvankelijk woonden ze in een bescheiden huis op het Marktplein, maar al spoedig verkregen de zusters een eerste eigendom die de basis zou vormen van het latere uitgebreide klooster.

Het Kerkelijk Archief [Algemeen Rijksarchief Brussel] bevat in lias nr. 34.233 de ledenlijst van de Broederschap van de H. Rozenkrans te Londerzeel in het jaar 1837. Onder de leden van de broederschap komt de Moeder-overste van de Ursulinen voor : “... Rde. Mère Supérieure des Réligieuses de Ste. Ursule à Londerzeel”

. Notaris Joannes Baptist De Bock uit Malderen verleed op 10 januari 1838 een akte van schenking waarbij de pastoor een huis met bijgebouwen en grond van 1 hectare 20 are en 20 centiare te Londerzeel overdroeg aan de zusters Josephina Simons, Joanna Mangelschots en Maria Verhaert, religieusen te Londerzeel “... teneinde er een dagschool te houden”. Het eigendom was in het kadaster ingeschreven onder de wijk E nr. 147 [Archieven der Zusters Ursulinen].

In het jaar 1842 verbleven er in het nog maar pas gestichte klooster reeds 24 personen. De lijst met hun namen, beroep en leeftijd werd op verzoek van het gemeentebestuur aan de plaatselijke administratie overgemaakt. De vraag van de gemeente luidde :

“Mademoiselle la Supérieure du Couvent des Ursulines à Londerzeel.
J’ai l’honneur de vous prier de me faire connaître au bas de la présente :
1??la population moyenne de votre établissement pendant l’année 1842,
2??le nombre des décès qui y ont lieu dans le cours de la même année”.


Het antwoord van de zusters werd geschreven op 19 oktober 1843. Er waren geen sterfgevallen voorgekomen.

PRO-JUSTITIA VAN 4 NOVEMBER 1852


Petrus Josephus Clerbaut bekloeg zich bij de politiediender van Londerzeel over de verwijten die hij vanwege zijn broer Conrad te verduren had. Petrus, 48 jaar en werkman, kwam uit de kerk en ging naar huis. Onderweg ontmoette hij zijn broer, ze kibbelden en maakten ruzie :

“... den aenklager door Conrardus Clerbaut [...] broeder van den aenklager verweten is als dat hij een dief was en dat hij de « persen » uit den hof van het klooster gestolen had en denzelven verkocht had ...”.

(“Persen” is wellicht een foutieve spelling van “peren”. Het kan echter ook een verschrijving zijn van het Londerzeels woord “peîzzen” wat perziken betekent).

Zusters Ursulinen in Londerzeel


De woning waar de zusters vandaag verblijven is te zien op een oude zichtkaart. De afbeelding is een tekening in vogelvlucht van een niet nader genoemd tijdstip. Naast het thans nog bestaande zusterhuis zie je de kapel (kerk) van het klooster. Opzij van de kapel staan de gebouwen van het pensionaat en het convent waarvan de eerste omstreeks 1850 opgericht werden. Iets verder staat, tegenover deze gebouwen, de oude pastorie van Londerzeel en een eindje verder zie je op de achtergrond de oude kerktoren met twee rijen galmgaten.

In het begin van de eerste wereldoorlog werd het klooster en het pensionaat door een bombardement volkomen vernield. Er wordt verteld dat alle zusters eigenhandig meewerkten aan het opruimen van het puin. Zij bikten met primitieve middelen de metselkalk van de nog bruikbare stenen voor de heropbouw tot hun handen bloedend gekwetst waren. Door omstandigheden echter konden de opgestapelde oude stenen niet gebruikt worden.

Onder de oorlog leden de zusters vreselijk van kou en ondervoeding. Verscheidene onder hen waren erg ziek geworden. De parochiepastoor zou bij de Moeder-overste streng aangedrongen hebben op verzachting van de levensomstandigheden van de zusters.

Bron: (Kopieboeken - Gemeentelijk Archief) (Klachtenboek - Gemeentelijk Archief)
De Kroniek van Londerzeel - Marcel Slachmuylders - Geschied- en Heemkundige Kring van Londerzeel v.z.w. - D/1998/8302/1