Hendrik Baten, die door de meier en de schepenen van Londerzeel aangesteld was als voogd over de weesjongen Hans Van Schouwenbroeck, legde in het jaar 1597 een gedetailleerde afrekening voor van al de uitgaven die hij voor de jongen gedaan had. Hij schreef aldus : Ierst voirden voorgenoemde Hans Van Schouwenbroeck gecocht een paer houten schoenen ende daer voire betaelt 3 1/2 stuijvers. Voirden zelven gecocht een cajacke ende daeraff betaelt 31 1/2 stuijvers. Item voir twee paer coussens, hoet ende schoenen, betaelt 2 gulden 8 stuijvers. Voir dlappen van zijne leiren schoenen betaelt 3 1/2 stuijvers. Voir dmaken van een wambuijs, 10 1/2 stuijvers. [...] Den zelven doen maken een nijeuw hempde ende daervoire betaelt, 32 stuijvers. Aen een paer schoenen betaelt, 25 stuijvers. Voir een paer ondercousen, 26 stuijvers. Voir eenen hoet betaelt, 12 stuijvers. Aen [een] paer opper coussen betaelt, 2 gulden ende 10 stuijvers. [...] Ende hem opten derthien avont [daags vóór Driekoningen] in gelde gegeven, 7 stuijvers. [...] Ende om zijn hair te doen cortten, 1/2 stuijver. [...] Hem gegeven in gelde opden vasten avont, 12 stuijvers.
Bron: (Algemeen Rijksarchief Brussel - Schepengriffie nr. 5188)
De Kroniek van Londerzeel - Marcel Slachmuylders - Geschied- en Heemkundige Kring van Londerzeel v.z.w. - D/1998/8302/1